Een stroomkring werkt alleen als alle onderdelen gesloten zijn en de elektriciteit vlot kan doorstromen.
Daarbij laten geleiders, zoals metalen, stroom goed door, terwijl isolatoren, zoals rubber of plastic, de stroom juist tegenhouden en ons beschermen.
Magneten hebben een noord- en zuidpool: gelijke polen stoten elkaar af, ongelijke trekken elkaar aan.
Omdat de aarde zelf een enorme magneet is, richt een draaibare magneet zich altijd naar het noorden.
In ijzer bevinden zich talloze kleine magnetische gebiedjes die normaal willekeurig georiënteerd zijn, maar wanneer ze dezelfde richting aannemen, wordt het materiaal magnetisch.
Rond elke magneet bevindt zich een onzichtbaar magnetisch veld waarin de kracht werkt.
Magnetisme en elektriciteit zijn nauw verbonden: een elektrische stroom kan een magneetveld opwekken, zoals bij een elektromagneet.
Hieronder vind je onze verschillende hoofdstukjes van 'Elektriciteit' en 'Magnetisme':
Hieronder vind je de bijhorende leerplandoelen, van onder naar boven, in de verschillende fasen.
IDW F4 nat.ver. 7 B.10
Reflecteren op de productie, het (duurzaam) gebruik en het gevaar van elektriciteit.
IDW F4 nat.ver. 7 B.9
Informatie opzoeken in verband met de werking van eenvoudige elektrische toestellen en hedendaagse toepassingen.
IDW F3 nat.ver. 7 B.8
De principes van het verschijnsel magnetisme onderzoeken: de polen van een magneet, aantrekken en afstoten, magnetisme als eigenschap van materialen.
IDW F2 nat.ver. 7 B.6
Bij elektrische toestellen vaststellen dat ze werken via een stopcontact en/of batterij.
IDW F2 nat.ver. 7 B.5
Van elektriciteit weten dat het gebruikt wordt om licht, geluid, warmte en beweging te produceren.
IDW F2 nat.ver. 7 B.4
Door onderzoek vaststellen dat magneten materialen aantrekken door andere stoffen heen.
IDW F2 nat.ver. 7 B.2
Spelend ervaren dat (onderdelen van) voorwerpen wel of niet magnetisch zijn.