05.01. LEERPLANDOEL(EN) OVSG LEERLOKAAL
IDW F1 nat.ver. 5 B.1 Het verschil tussen warm en koud herkennen en verwoorden.
05.01. MINIMUMDOELEN
[4] 3.5.1 De leerlingen kennen de volgende begrippen:
de warmte, de temperatuur
05.01. KENNIS - WAAR GAAT HET OVER
Zintuiglijke ervaring
Voelen dat iets warm of koud aanvoelt (bv. hand op een fles melk, sneeuwbal, warm theekopje).
Verschillen herkennen tussen objecten (bv. metalen lepel voelt kouder aan dan houten lepel).
Temperatuurcontexten herkennen
Binnentemperatuur vs. buitentemperatuur.
Herkennen van warme/koude seizoenen, kleding, situaties.
Vergelijken en ordenen
Kunnen zeggen wat warmer of kouder is: “De zon is warmer dan het ijsje.”
Leren ordenen van objecten op basis van temperatuurervaring.
Eerste stap naar meten
Begrijpen dat warmte/kou geen vaste eigenschap is, maar kan veranderen.
Kennismaken met een thermometer (niet per se aflezen, maar het concept: meten van temperatuur).
Taalontwikkeling
Actieve woordenschat rond temperatuur: koud, warm, heet, lauw, ijzig, koel...
Eenvoudige verbanden verwoorden: “Als ik het vuur aansteek, wordt het warm.”
05.01. SUGGESTIES ACTIVITEITEN
05.01.01 Voel en vertel
Verzamel verschillende voorwerpen zoals een warm waterfles, een ijsblokje, een knuffel, en een metalen lepel.
Laat de leerlingen de voorwerpen aanraken en beschrijven hoe ze aanvoelen.
Vraag hen of het voorwerp warm of koud is en laat ze hun bevindingen delen met de groep.
05.01.02 Warm en koud sorteren
Verzamel afbeeldingen van warme en koude voorwerpen (bijvoorbeeld zon, ijsje, kachel, sneeuwman).
Laat de leerlingen de afbeeldingen sorteren in twee groepen: warm en koud.
Bespreek waarom ze de voorwerpen in die groepen hebben geplaatst.
05.01.03 Warm en koud kleuren
Verzamel kleurplaten met afbeeldingen van warme en koude voorwerpen, kleurpotloden of stiften.
Laat de leerlingen de warme voorwerpen rood of oranje kleuren en de koude voorwerpen blauw of wit.
Bespreek de kleuren die ze hebben gekozen en waarom.
05.01.04 Warm en koud voelen
Voorzie bakjes met warm water, koud water, en water op kamertemperatuur.
Laat de leerlingen hun handen in de verschillende bakjes steken en beschrijven hoe het water aanvoelt.
Bespreek de verschillen tussen warm, koud en kamertemperatuur water.
05.01.05 Warm en koud verhalen
Voorzie prentenboeken over warme en koude omgevingen (bijvoorbeeld verhalen over de zomer en de winter).
Lees de verhalen voor en bespreek de verschillende omgevingen.
Vraag de leerlingen welke omgeving warm is en welke koud, en waarom.
05.01.06 Warm en koud spelletjes
Speel een spel waarbij de leerlingen door de klas bewegen en reageren op jouw aanwijzingen.
Zeg bijvoorbeeld “warm” en laat ze naar een hoek van de klas rennen, en “koud” om naar een andere hoek te rennen.
Dit helpt hen het concept van warm en koud te associëren met beweging.
05.01. MOGELIJKE LINKEN
Digitale geletterdheid – computationeel denken
Activiteit: Programmeer een micro:bit of sensor die aangeeft of iets warm of koud is.
Combinatie: Leerlingen denken als een computer: “Als temperatuur > 25°C → toon zonnetje.”
Doel: logische redenering, sensorisch leren en basisbegrip van temperatuurmeting.
Gezondheid – Motorische competenties
Activiteit: Bewegingsspel “warm en koud”: kinderen bewegen vrij; bij ‘warm’ maken ze grote, snelle bewegingen; bij ‘koud’ kleine, trage bewegingen.
Doel: lichaamscontrole, motoriek en zintuiglijke beleving koppelen aan temperatuurbegrip.
Gezonde en veilige levensstijl
Activiteit: Onderzoek welke voeding warm/koud wordt gegeten (ijs, soep, thee, fruit).
Combinatie: bespreek waarom het belangrijk is om voedsel op veilige temperatuur te bewaren of te verwarmen.
Doel: bewustwording van voedselveiligheid en gezondheid.
Mentaal welbevinden
Activiteit: Gesprek: “Wat geeft jou een warm gevoel?” – verbind gevoelens met warmte en koude.
Doel: emotionele taalontwikkeling en bewustzijn rond gevoelens en comfort.
Financieel economische competenties
Activiteit: Vergelijk energieverbruik: wat kost het om een kamer te verwarmen?
Combinatie: maak een “energiebudgetspel” waarbij leerlingen keuzes maken (verwarming, dikke trui, dekentje).
Doel: inzicht in consumeren en duurzaam omgaan met energie.
Natuur
Activiteit: Onderzoek hoe dieren zich beschermen tegen koude of warmte (vacht, winterslaap, schaduw zoeken).
Doel: verband leggen tussen natuurverschijnselen en overlevingsstrategieën.
Ruimte
Activiteit: Meet en vergelijk temperaturen op verschillende plaatsen op de speelplaats of in het lokaal (zon/schaduw).
Doel: leren dat omgevingstemperatuur varieert met plaats, oriëntatie en weer.
Tijd
Activiteit: Vergelijk seizoenen: wanneer is het warm of koud, en hoe kleden mensen zich dan?
Doel: tijdsbegrip koppelen aan klimaat en menselijke aanpassing.
Maatschappij
Activiteit: Bespreek hoe mensen in verschillende landen omgaan met warmte en koude (sauna in Finland, siësta in Spanje).
Doel: cultuur- en klimaatbewustzijn vergroten, diversiteit waarderen.
Natuurkundige verschijnselen
Activiteit: Voer proefjes uit: smelten van ijs, voelen van metalen en hout (geleiden verschillend).
Doel: verband leggen tussen materialen, warmtegeleiding en temperatuurverschil.
Verkeer
Activiteit: Bespreek waarom we in de winter reflecterende kledij dragen en in de zomer petjes of zonnebrillen.
Doel: veiligheid koppelen aan seizoensgebonden weersomstandigheden.
Frans
Activiteit: Leer woorden: chaud, froid, la glace, le soleil, le feu.
Doel: uitbreiden van woordenschat via zintuiglijke ervaringen (objecten voelen, benoemen).
Nederlands
Activiteit: Zintuiglijk schrijven: “Ik voel… het is warm/koud.” Of een gedicht over ‘winter en zomer’.
Doel: taal ontwikkelen via ervaringsgerichte activiteiten.
Wiskunde
Activiteit: Lees en noteer thermometerstanden, vergelijk temperaturen (meer/minder warm).
Doel: rekenen met meetwaarden, grafieken maken over temperatuur doorheen de dag.
Kunst en cultuur – Beschouwen
Activiteit: Bekijk schilderijen waarin warmte of kou voelbaar is (bv. De schreeuw van Munch, winterlandschappen van Bruegel).
Doel: emoties en sfeer analyseren in beeldtaal.
Onderzoeken en creëren
Activiteit: Maak kunstwerken met warme en koude kleuren. Of dansimprovisatie: bewegingen bij warm en koud.
Doel: zintuiglijke waarneming omzetten in expressie.
Creativiteit en verbeelding
Activiteit: Ontwerp een “warmte-uitvinding”: een jas die zichzelf verwarmt of een koelrobot.
Doel: technisch-creatief denken stimuleren.
Presenteren van eigen creaties
Activiteit: Slottentoonstelling “Warm en koud”: proefjes, schilderijen, verhalen en dansen samen presenteren.
Doel: leren communiceren, samenwerken en kennis delen.
Muzische vorming
Drama & beeld
Warm en koud uitbeelden in een lichaamsoefening of toneeltje.
Collage of schilderij maken van warme vs. koude landschappen of materialen.
Muziek
Werken met klanken die warmte of kou uitdrukken (denk aan zachte vs. scherpe klanken).