02.06. LEERPLANDOEL(EN) OVSG LEERLOKAAL
IDW F4 nat.ver. 2 B.16 Het effect van wrijving op beweging onderzoeken en hoe dit gebruikt wordt om bewegende voorwerpen te vertragen of te versnellen.
IDW F4 nat.ver. 2 B.15 Van wrijvingskracht weten dat deze ontstaat wanneer twee contactoppervlakken tegen elkaar schuren.
IDW F4 nat.ver. 2 B.13 Het verschijnsel kracht onderzoeken: zwaartekracht, wrijvingskracht, trek- en duwkracht, kracht van lucht en van water ...
IDW F3 nat.ver. 2 B.12 Het effect van wrijving op beweging onderzoeken door te experimenteren met voorwerpen op verschillende oppervlakken.
02.01. MINIMUMDOELEN
[4] 3.5.1 De leerlingen kennen de volgende begrippen:
de kracht, de beweging, de snelheid, de wrijving, de zwaartekracht, versnellen, vertragen, de richting, de massa
02.06. KENNIS - WAAR GAAT HET OVER
Wat is wrijving?
Wrijving is een kracht die ontstaat wanneer twee oppervlakken tegen elkaar bewegen of proberen te bewegen. Ze werkt altijd de beweging tegen. Wrijving is dus een remmende kracht.
Wrijving ontstaat doordat oppervlakken nooit helemaal glad zijn. Zelfs als iets er glad uitziet, zitten er altijd kleine oneffenheden op. Als je twee materialen langs elkaar beweegt, haken die oneffenheden een beetje in elkaar. Daardoor is er weerstand: de wrijvingskracht.
Wat heeft wrijving met krachten en beweging te maken?
Wrijving vertraagt beweging: Als je een bal over de vloer rolt, zal hij uiteindelijk stoppen door wrijving met de vloer.
Meer wrijving = meer kracht nodig om iets in beweging te zetten of te houden.
Minder wrijving = minder kracht nodig, dingen glijden makkelijker (zoals op ijs).
Voorbeelden
Een glijbaan werkt goed omdat er weinig wrijving is.
Een rubberen mat remt je af door veel wrijving.
Als je met een fiets rijdt, voel je meer wrijving op een zanderig pad dan op asfalt.
Extra weetje
Soms willen we wrijving verminderen, bijvoorbeeld met smeerolie in een fietsketting.
Andere keren willen we meer wrijving, zoals bij schoenen met profiel zodat je niet uitglijdt.
02.06. SUGGESTIES ACTIVITEITEN
02.06.01 Rollende knikkers en wrijving
In deze activiteit ervaren leerlingen hoe wrijving werkt door een knikker over verschillende ondergronden te laten rollen. Ze ontdekken dat de knikker op een glad oppervlak sneller en verder rolt dan op een ruwe ondergrond zoals schapenwol. Zo leren ze op een concrete manier hoe wrijvingskracht beweging beïnvloedt en hoe oppervlaktestructuur een rol speelt bij de snelheid en afstand van bewegende voorwerpen.
02.06. MOGELIJKE LINKEN
Gezondheid – Motorische competenties
Bewegingsspel: kinderen glijden op sokken over gladde vloer vs. lopen op mat → effect van wrijving voelen.
Sport: uitleggen waarom sportschoenen met profiel meer grip hebben.
Gezonde en veilige levensstijl
EHBO: uitleg dat vallen op ruwe oppervlakken (stenen) meer schaafwonden geeft dan op gras.
Voeding: raspen = gebruik maken van wrijving om voedsel te verkleinen.
Mentaal welbevinden
Metafoor: “wrijving in de groep” → gevoelens bespreekbaar maken aan de hand van letterlijke en figuurlijke betekenis.
Samenwerken: spel waarbij kinderen obstakels over glad en stroef oppervlak samen moeten vervoeren.
Ik en de wereld – Financieel economische competenties
Beroepen: autotechniek (remmen en banden), sport (schaatsen, wielrennen).
Consumeren: reclame voor schoenen of banden analyseren → hoe verkopen bedrijven wrijving/antislip
Ik en de wereld – Natuur
Menselijk lichaam: huid en schoenen zorgen voor grip → zonder wrijving glij je uit.
Dieren: klauwen of huidstructuren die wrijving gebruiken (gecko’s, ijsberen, kamelen).
Ik en de wereld – Ruimte
Weer en klimaat: ijs en sneeuw verminderen wrijving → gevaarlijk in verkeer.
Milieu: banden die minder slijten door optimale wrijving = duurzamer.
Ik en de wereld – Tijd
Historisch: sleetjes of boomstammen onder blokken bij piramidebouw → minder wrijving.
Uitvindingen: het wiel als oplossing om wrijving te beperken.
Ik en de wereld – Maatschappij
Burgerschap: veiligheid in de stad (strooien bij sneeuw → wrijving vergroten).
Vrije tijd: speeltuigen (glijbaan, rolschaatsen) → hoe wrijving plezier én veiligheid beïnvloedt.
Ik en de wereld – Verkeer
Remweg: remmen op droog vs. nat wegdek → effect van wrijving.
Fietsveiligheid: bandenprofiel en remblokjes controleren.
Frans
Woordenschat: glisser (glijden), rouler (rollen), freiner (remmen).
Spel: opdrachten geven in het Frans tijdens experimenten (“Fais rouler la voiture sur le tapis”).
Nederlands
Schrijven: verslag van experimenten met observaties en conclusies.
Creatief: verhaal maken over een held die moet glijden en stoppen (glijbaan, race).
Wiskunde
Metingen: afstand meten die autootje aflegt op verschillende oppervlakken.
Grafieken: resultaten omzetten in tabel of staafdiagram → visueel vergelijken.
Kunst en cultuur – Beschouwen
Kunst: kijken naar schilderijen of foto’s van winterse taferelen, glijdende mensen/dieren.
Kunst en cultuur – Onderzoeken en creëren
Drama: uitbeelden van glijden, vallen, grip krijgen.
Beeldend: experimenten combineren met kunst (wrijftekeningen met krijt of potlood op verschillende ondergronden).
Muziek: ritmes versnellen en vertragen = metafoor voor remmen/versnellen door wrijving.
Kunst en cultuur – Creativiteit en verbeelding
Ontwerpen: een “superglijbaan” of juist een “mega-ruw pad” bedenken en tekenen.
Kunst en cultuur – Presenteren
Tentoonstelling: resultaten van wrijvingsexperimenten tonen met posters en modellen.
Demonstratieshow: leerlingen leggen uit en tonen experimenten aan ouders of andere klassen.
02.06. STEM-UITDAGINGEN