02.05. LEERPLANDOEL(EN) OVSG LEERLOKAAL
IDW F4 nat.ver. 2 B.13 Het verschijnsel kracht onderzoeken: zwaartekracht, wrijvingskracht, trek- en duwkracht, kracht van lucht en van water …
IDW F3 nat.ver. 2 B.9 De gevolgen van inwerking van kracht op voorwerpen en materialen illustreren met voorbeelden.
IDW F1 nat.ver. 2 B.1 Door middel van activiteiten krachten zoals duwen en trekken, drijven en zinken ontdekken.
02.05. KENNIS - WAAR GAAT HET OVER
Trekken betekent dat je iets naar je toe haalt.
Voorbeeld: een slee naar je toe trekken., een lade opentrekken.
Duwen betekent dat je iets van je weg duwt.
Voorbeeld: een winkelkar vooruit duwen. een deur openduwen.
Beide krachten kunnen ervoor zorgen dat een voorwerp:
in beweging komt,
versnelt of vertraagt,
van richting verandert,
of vervormt (denk aan een veer die je indrukt of uittrekt).
Het verschil zit dus in de richting van de kracht:
bij trekken gaat de kracht naar jou toe,
bij duwen gaat de kracht van jou af.
02.05. SUGGESTIES ACTIVITEITEN
02.05.01 Trek- en duwkracht
Gebruik een veerunster om de kracht te meten die nodig is om een object te trekken of te duwen. Laat leerlingen verschillende objecten trekken en duwen en observeer de krachten die nodig zijn.
Bespreek hoe deze krachten worden gebruikt in het dagelijks leven, zoals bij het openen van een deur of het duwen van een winkelwagentje.
02.05.02 Buigen van een liniaal
Wanneer je een liniaal aan beide uiteinden vasthoudt en in het midden naar beneden drukt, buigt de liniaal. Dit laat zien hoe een kracht kan leiden tot vervorming.
De liniaal buigt en kan zelfs breken als de kracht te groot is.
02.05.03 Rekken van een elastiekje
Wanneer je een elastiekje uitrekt, wordt het langer. Dit is een voorbeeld van een kracht die leidt tot rek.
Het elastiekje keert terug naar zijn oorspronkelijke vorm als de kracht wordt losgelaten, tenzij het te ver is uitgerekt en breekt.
02.05.04 Indrukken van een spons
Wanneer je een spons indrukt, verandert de vorm van de spons. Dit is een voorbeeld van een kracht die leidt tot compressie.
De spons keert terug naar zijn oorspronkelijke vorm als de kracht wordt losgelaten.
02.05. MOGELIJKE LINKEN
Digitale geletterdheid – computationeel denken
Simulatie: leerlingen maken in Scratch een eenvoudig spelletje waarbij een figuurtje een object duwt of trekt.
Stappenplan: een algoritme opstellen voor “hoe trek je een stoel veilig?” (van groot naar kleine stappen).
Gezondheid – Motorische competenties
Bewegingsspelen: touwtrekken in groepjes, een kar of bank vooruit duwen, samenwerken om een object te verplaatsen.
Lichamelijk bewustzijn: ervaren dat je je spieren op een andere manier gebruikt bij trekken dan bij duwen.
Gezonde en veilige levensstijl
EHBO-link: bespreken waarom je beter je knieën buigt bij zwaar duwen/trekken → rug beschermen.
Voeding: groente persen of deeg kneden → voorbeelden van duw- en trekbewegingen in de keuken.
Mentaal welbevinden
Metafoor: "iemand een duwtje in de rug geven" → linken tussen fysiek en emotioneel.
Teamopdrachten: samenwerken in trekken/duwen-spelletjes om groepsgevoel en empathie te versterken.
Ik en de wereld – Financieel economische competenties
Beroepen: beroepen waar trekken en duwen essentieel zijn (movers, havenarbeiders, sporters, boeren).
Consumeren: speelgoed en apparaten vergelijken: hoe werkt een speelgoedauto die je duwt vs. trekt?
Ik en de wereld – Natuur
Menselijk lichaam: spieren en gewrichten gebruiken bij trekken en duwen.
Dieren: voorbeelden van dieren die trekken of duwen (paard met kar, mestkever die een bal rolt).
Ik en de wereld – Ruimte
Oriënteren: kinderen verplaatsen voorwerpen op een plattegrond van de klas (duwen/trekken om spullen “te plaatsen”).
Klimaat: kracht van de wind → bomen buigen, zeilen trekken.
Ik en de wereld – Tijd
Historisch: hoe mensen vroeger zware lasten trokken/duwden (stenen bij de piramides, sleetjes in de sneeuw).
Vergelijking: toen zonder machines vs. nu met heftrucks en kranen.
Ik en de wereld – Maatschappij
Samenwerking: in diversiteit samenwerken bij een duw-/trekopdracht → iedereen draagt bij op eigen manier.
Vrije tijd: sport en spel waarin duwen en trekken centraal staan (worstelen, rugby, schaatsen).
Ik en de wereld – Verkeer
Fietsen: je pedalen duwen en ketting trekt → hoe krachten samenwerken.
Veiligheid: auto’s die remmen = wrijving = kracht → gordel houdt je tegen.
Frans
Woordenschat: pousser (duwen), tirer (trekken), fort (sterk), faible (zwak).
Opdracht: kinderen doen commando’s in het Frans (Tire! Pousse!).
Nederlands
Taalopdracht: experimenten beschrijven: “We duwden het karretje… Het ging sneller op gladde vloer.”
Creatief schrijven: verhaal rond een held die met duwen of trekken iets oplost.
Wiskunde
Meten: meten hoeveel kracht nodig is met een veerunster (gewicht trekken/duwen).
Grafieken: resultaten noteren en vergelijken (bv. kracht vs. afstand).
Kunst en cultuur – Beschouwen
Kunstwerken: beelden van mensen/dieren in actie (Michelangelo’s slavenbeelden, Rodin’s arbeiders).
Kunst en cultuur – Onderzoeken en creëren
Drama: scènes spelen waarin duwen en trekken centraal staan (bv. een zware steen rollen).
Beeldend: mobiles en constructies die in balans komen door trek/duwkrachten.
Muziek: geluidsexperimenten → zacht duwen = zacht geluid, hard duwen = hard geluid.
Kunst en cultuur – Creativiteit en verbeelding
Ontwerpen: een fantasierijk “duw/trek-voertuig” bedenken.
Verbeelding: een kunstwerk maken waarin krachten zichtbaar zijn (lijnen die duwen of trekken voorstellen).
Kunst en cultuur – Presenteren
Tentoonstelling: zelfgemaakte krachtmachines laten zien.
Bewegingsshow: kinderen tonen een choreografie met duw- en trekbewegingen.
02.05. STEM-UITDAGINGEN