⚛️ IDW nat.ver. 01:
Eigenschappen van materie

Illustreren dat een stof van toestand kan veranderen.

Onderscheid maken tussen levende en niet-levende materie. 

De structuur van stoffen, materialen en voorwerpen benoemen. 

Verbanden verwoorden tussen de eigenschappen van materialen enerzijds en de toepassing ervan anderzijds. 

De eigenschappen van materialen en (grond)stoffen onderzoeken en beschrijven. 

Waarneembare eigenschappen van materialen en stoffen onderzoeken.

Van courante materialen uit de eigen omgeving enkele eigenschappen aantonen.

Voorbeelden geven van recycleerbare materialen.

Van technische systemen uit hun omgeving verwoorden uit welke grondstoffen of materialen ze zijn gemaakt.

Aan de hand van minstens één gegeven criterium veel voorkomende materialen en stoffen ordenen. 

 In een beperkte verzameling van organismen en gangbare materialen gelijkenissen en verschillen ontdekken en op basis van minstens één criterium een eigen ordening aanbrengen en verantwoorden. 

Van technische systemen die ze zelf vaak gebruiken, aangeven of ze gemaakt zijn van metaal, steen, hout, glas, papier, textiel of kunststof. 

In een onderzoek de gelijkenissen en verschillen bij voorwerpen, materialen en (grond)stoffen vaststellen en deze verwoorden. 

De relaties tussen de vorm en de mogelijkheden van producten ontdekken. 

Stoffen, materialen en voorwerpen indelen op basis van kenmerken. 

Gangbare materialen ordenen aan de hand van eenvoudige, zelf gevonden criteria. 

Op basis van zintuiglijke waarneming eigenschappen van voorwerpen, materialen en (grond)stoffen benoemen. 

Experimenterend en explorerend eigenschappen en kenmerken van stoffen, materialen en voorwerpen verkennen en ontdekken. 

Experimenterend en explorerend stoffen, materialen en voorwerpen ontdekken.