06.02. LEERPLANDOEL(EN) OVSG LEERLOKAAL
IDW F2 nat.ver. 6 B.5 Onderzoeken hoe de bouw van een geluidsbron en het materiaal waarvan het is gemaakt de aard van het geluid bepalen.
IDW F1 nat.ver. 6 B.1 Geluiden uit de omgeving herkennen en identificeren.
06.02. MINIMUMDOELEN
[K]- 3.5.1 De kleuters kennen de volgende begrippen met betrekking tot natuurkundige verschijnselen:
hard, zacht, het geluid
06.02. KENNIS - WAAR GAAT HET OVER
Het gaat erom dat leerlingen begrijpen en ervaren dat het geluid dat een voorwerp maakt, afhangt van:
Hoe het voorwerp gebouwd is (de vorm, grootte, spanning, dikte, hol of massief…)
Welk materiaal het voorwerp is (hout, metaal, plastic, rubber… elk heeft een ander geluid)
Het doel is onderzoekend leren: leerlingen experimenteren met verschillende vormen en materialen, en luisteren naar het verschil in geluid dat daarbij ontstaat (toonhoogte, luidheid, klankkleur…).
Wat moeten leerlingen ontdekken of leren?
Een dunne snaar klinkt hoger dan een dikke snaar.
Een kortere buis of klankkast geeft een hogere toon dan een lange.
Metaal klinkt helder en lang na, terwijl rubber of stof doffer klinkt.
Holle voorwerpen resoneren (trillen mee) en versterken geluid.
Eenzelfde slag (bv. met een stokje) op verschillende materialen klinkt telkens anders.
Voorbeelden uit de klaspraktijk
Zelf muziekinstrumenten bouwen (bv. snaarinstrument met elastieken, klankstaaf van buis, rammelaar met potjes).
Verschillende materialen bekloppen: metaal, hout, plastic, karton, glas… → Hoe klinkt het? Waarom?
Teken en vergelijk de vorm van een gitaar, trommel, fluit: hoe werkt de klankkast?
Probeer: hoe klinkt een metalen vork op tafel? En op een ballon?
Doel in het grotere leerproces
Bewust te luisteren naar verschillen in geluid,
Inzicht te krijgen in materiaaleigenschappen (uit de natuurwetenschappen),
Technisch-creatief te denken: “Hoe maak ik een geluid precies zoals ik wil?”
Een link te leggen tussen bouw en functie van een technisch voorwerp (zoals een muziekinstrument of machine).
06.02. SUGGESTIES ACTIVITEITEN
06.02.01 Rara, welk geluid maak ik?
Deze klassikale luisteractiviteit draait om het herkennen van geluiden zonder ze te zien. De leerkracht (of een leerling) verbergt zich achter een scherm en maakt een herkenbaar geluid, bijvoorbeeld met een blad papier, een lepel tegen een beker, het knijpen in een plastic fles of het sluiten van een doos. De andere leerlingen raden welk voorwerp of handeling het geluid veroorzaakt. Nadien kunnen de leerlingen zelf in kleine groepjes een ‘mysteriegeluid’ voorbereiden en aan elkaar presenteren. Deze activiteit stimuleert auditieve aandacht, verbeelding en taalgebruik.
06.02.02 Een geluidsverzameling maken
Laat de leerlingen geluiden verzamelen uit hun omgeving: thuis, op weg naar school of op de speelplaats. Dit kan digitaal gebeuren met een opname-app op tablet of smartphone, of op papier met tekeningen en omschrijvingen. Nadien verwerken ze hun verzamelde geluiden in een klasmuur of digitaal geluidsbord, met bijhorende naam, bron en plaats waar ze het geluid hoorden. Eventueel kunnen ze dit voorstellen aan elkaar in een korte presentatie. Deze opdracht combineert observatie, techniek, taal en expressie op een creatieve manier.
06.02.03 Klankkastentest met dozen en elastiekjes
Laat de leerlingen zelf eenvoudige snaarinstrumenten maken met elastiekjes en verschillende dozen (bv. een lege schoendoos, blikje, plastieken bakje…). Ze spannen elastiekjes over de open kant en plukken eraan. Ze vergelijken: Welke doos klinkt het luidst? Welke toon klinkt het langst? Vervolgens proberen ze te verklaren hoe de grootte en het materiaal van de doos het geluid beïnvloeden. Zo ervaren ze dat een klankkast geluid versterkt en dat het materiaal de klankkleur beïnvloedt.
06.02.04 Geluidssafari: kloppen op materialen
In de klas of op de speelplaats gaan de leerlingen met een houten lepel of potlood zachtjes kloppen op verschillende voorwerpen: een metalen rek, een houten tafel, een kartonnen doos, een plastic emmer… Ze luisteren goed: Klinkt het hard of dof? Kort of lang? Hoog of laag? Laat hen hun waarnemingen noteren en sorteren op materiaal. Zo ontdekken ze dat verschillende materialen een andere klank geven, zelfs als je op dezelfde manier klopt.
06.02.05 Zelf een xylofoon bouwen met voorwerpen
Laat de leerlingen een xylofoon maken met glazen potjes, flessen of metalen buizen van verschillende lengtes. Ze vullen bijvoorbeeld de potjes met verschillende hoeveelheden water of gebruiken buizen van verschillende lengtes. Door er met een lepel op te tikken, horen ze verschillende tonen. Ze ontdekken dat lengte, dikte en inhoud invloed hebben op de toonhoogte van het geluid. Je kan dit ook linken aan toonvorming bij echte instrumenten.
06.02.06 Geluidsgeheimen in muziekinstrumenten
Breng enkele muziekinstrumenten mee of toon beeldmateriaal: een gitaar, viool, djembé, trommel, blokfluit… Bespreek telkens: Wat maakt het geluid? Wat trilt er? Hoe wordt het versterkt? Welk materiaal is gebruikt? Laat de leerlingen in groepjes één instrument onderzoeken (of tekenen) en erover presenteren. Ze leren gericht kijken naar bouw en materiaal, en leggen de link met het soort geluid dat eruit komt.
06.02.07 Geluid maken met onverwachte materialen
Laat de leerlingen in groepjes een ‘geluidsinstallatie’ bouwen met afval- en hergebruikmateriaal (blikjes, karton, rietjes, elastiek, flessendoppen…). De opdracht: Maak drie verschillende geluiden met verschillende materialen of vormen. Daarna presenteren ze hun zelfgemaakt mini-instrument en leggen uit: Wat trilt? Waarom klinkt het zo? Zo worden ze creatief én onderzoekend tegelijk bezig met materiaalkeuze en vormgeving als bepalende factoren voor het geluid.
06.02. MOGELIJKE LINKEN
Digitale geletterdheid – computationeel denken
Activiteit: Maak een digitale geluidsquiz: leerlingen nemen geluiden op in of rond de school (deurbel, kraan, vogel, fietsbel) en maken een herkenspel in Scratch of PowerPoint.
Koppeling: Leerlingen leren geluiden digitaal verwerken, herkennen patronen in klanken en denken in logische stappen (als… dan… opdrachten).
Gezondheid – Motorische competenties
Activiteit: Geluidenspeurtocht: leerlingen volgen geluidssignalen (klappen, bellen, muziek) en bewegen ernaartoe.
Of: klankmemory met beweging – telkens het juiste geluid horen en bijpassende beweging uitvoeren.
Koppeling: Beweging, coördinatie en luistervaardigheid combineren.
Gezonde en veilige levensstijl
Activiteit: Gesprek en onderzoek: wanneer is geluid te luid? – meten van geluiden in de klas, op de speelplaats, in de straat.
Leerlingen ontwerpen posters “Zorg voor je oren!”
Koppeling: Bewustwording rond gehoorbescherming en een gezonde leefomgeving.
Mentaal welbevinden
Activiteit: Luistermoment: rustige geluiden (regen, vogels, muziek) versus storende geluiden (brom, lawaai).
Leerlingen delen wat hen kalmeert of onrustig maakt.
Koppeling: Reflectie over gevoelens en zintuiglijke beleving, bevordert empathie en zelfregulatie.
Financieel-economische competenties
Activiteit: Verken beroepen waarin luisteren belangrijk is: geluidstechnicus, muzikant, arts (stethoscoop), geluidstolk.
Of: prijsvergelijking van koptelefoons en oordoppen – welke bescherming is betaalbaar en effectief?
Koppeling: Verband tussen beroep, consumptie en geluidskwaliteit.
Natuur
Activiteit: Luisterwandeling: welke natuurlijke en menselijke geluiden hoor je? (vogels, wind, verkeer…)
Leerlingen maken een geluidskaart van hun omgeving.
Koppeling: Relatie tussen omgeving, ecosysteem en geluiden.
Ruimte
Activiteit: Vergelijk geluidsomgevingen: stad – platteland – zee – bos.
Of: oriënteren op geluid (links, rechts, dichtbij, ver).
Koppeling: Omgevingsbewustzijn, oriëntatie en akoestiek.
Tijd
Activiteit: Onderzoek hoe geluid en muziek veranderd zijn doorheen de tijd (oude instrumenten, straatgeluiden vroeger en nu).
Koppeling: Tijdsperspectief en cultuurhistorie via auditieve evolutie.
Maatschappij
Activiteit: Vergelijk hoe verschillende culturen met geluid omgaan (muziek, feestgeluiden, stilte).
Of: bespreek het belang van stilteplekken in drukke buurten.
Koppeling: Respect voor diversiteit en samenleven in een gedeelde klankruimte.
Verkeer
Activiteit: Luisteroefening op straat of in een verkeerspark: herken verkeersgeluiden en bepaal hun betekenis (remmen, sirene, claxon).
Koppeling: Auditieve waakzaamheid als onderdeel van verkeersveiligheid.
Frans
Activiteit: Klankspel met Franse geluiden: le vent, la pluie, le train, la cloche.
Of korte luisteropdracht: “Quel bruit est-ce que tu entends ?”
Koppeling: Auditieve differentiatie en woordenschat in betekenisvolle context.
Nederlands
Activiteit: Leerlingen schrijven een geluidsdagboek (“Wat hoorde ik vandaag?”), een luisterverhaal of een gedicht met klanknabootsingen (onomatopeeën).
Koppeling: Taalbeschouwing, expressie en waarneming via zintuiglijke taal.
Wiskunde
Activiteit: Metingen van geluidssterkte in decibel, resultaten in grafieken weergeven.
Of: tellen en vergelijken van herhalingspatronen in ritmes.
Koppeling: Meten, vergelijken, patroonherkenning en datarepresentatie.
Kunst en cultuur – Beschouwen van kunst en cultuur
Activiteit: Luister naar geluidskunst of muziekfragmenten: wat hoor je, wat roept het op?
Kijk naar kunstwerken die stilte of geluid verbeelden.
Koppeling: Bewust leren luisteren en klank beleven als kunstvorm.
Kunst en cultuur – Onderzoeken en creëren
Activiteit: Leerlingen bouwen zelf eenvoudige instrumenten en onderzoeken hoe materiaal (hout, metaal, plastic) de klank verandert.
Koppeling: Onderzoekend leren, creativiteit en fysische principes combineren.
Kunst en cultuur – Creativiteit en verbeelding
Activiteit: Laat leerlingen een geluidsverhaal creëren bij een prentenboek of een kort filmpje – enkel met zelfgemaakte geluiden.
Koppeling: Verbeeldingskracht en auditieve expressie stimuleren.
Kunst en cultuur – Presenteren van eigen creaties
Activiteit: Organiseer een “Geluidenshow”: leerlingen presenteren hun geluidsquiz, eigen instrumenten of geluidsverhalen aan ouders of andere klassen.
Koppeling: Zelfvertrouwen, communicatie en samenwerking versterken.
06.02. STEM-UITDAGINGEN