03.05. LEERPLANDOEL(EN) OVSG LEERLOKAAL
IDW F3 nat.ver. 3 B.6 Illustreren hoe men duurzaam kan omgaan met grondstoffen en energiebronnen.
03.03. MINIMUMDOELEN
[6] 3.5.3 De leerlingen kennen energie:
kernenergie
elektrische energie
chemische energie. < bv. biomassa, fossiele energie >
03.05. KENNIS - WAAR GAAT HET OVER
Wat is duurzame energie?
Duurzame energie is energie die afkomstig is van bronnen die niet opraken en die weinig of geen schade aan het milieu veroorzaken. Deze energiebronnen vernieuwen zichzelf voortdurend (zoals zonlicht of wind) en zorgen niet voor vervuiling of uitstoot van broeikasgassen zoals CO₂.
Voorbeelden van duurzame energiebronnen
Zonne-energie – energie van zonnestralen via zonnepanelen of zonneboilers
Windenergie – energie uit wind via windmolens
Waterkracht – energie uit stromend of vallend water via dammen of waterkrachtcentrales
Biomassa – energie uit plantaardig en organisch afval (mits duurzaam beheerd)
Geothermie – warmte uit de aarde (aardwarmte)
Waarom is duurzame energie belangrijk?
Ze helpt klimaatverandering tegen te gaan
Ze zorgt voor minder luchtvervuiling
Ze maakt ons minder afhankelijk van fossiele brandstoffen (zoals olie, gas en steenkool)
Ze is onuitputtelijk op lange termijn
Duurzame energie is schoon, hernieuwbaar en milieuvriendelijk – een belangrijke stap naar een toekomst waarin mens en natuur in evenwicht leven.
Mogelijke acties
Gebruik van hernieuwbare energie
Voorbeeld: Zonnepanelen installeren om elektriciteit op te wekken uit zonlicht.
Voordeel: Vermindert afhankelijkheid van fossiele brandstoffen en verlaagt CO2-uitstoot.
Energie-efficiëntie
Voorbeeld: Gebruik van LED-verlichting en energiezuinige apparaten.
Voordeel: Vermindert energieverbruik en bespaart kosten.
Recycling en hergebruik
Voorbeeld: Papier, glas en plastic recyclen en oude apparaten hergebruiken.
Voordeel: Vermindert afval en de vraag naar nieuwe grondstoffen.
Duurzaam transport
Voorbeeld: Fietsen, wandelen of gebruik van elektrische voertuigen.
Voordeel: Vermindert uitstoot van broeikasgassen en luchtvervuiling.
Energiebeheer in huishoudens
Voorbeeld: Slimme thermostaten en isolatie van huizen.
Voordeel: Verlaagt energieverbruik en verhoogt comfort.
03.05. SUGGESTIES ACTIVITEITEN
03.05.01 Speurtocht ‘Waar komen mijn spullen vandaan?’
Laat leerlingen etiketten van verpakkingen, kleding of speelgoed onderzoeken. Waar werd het gemaakt? Van welk materiaal? Dit leidt tot een gesprek over grondstoffen, herkomst en transport. Leerlingen denken na over alternatieven: lokale producten, hergebruik, recyclage.
03.05.02 ‘Wat zit er in de vuilbak?’ – afval sorteren en herdenken
Leerlingen verzamelen een dag lang al het afval in de klas. Daarna analyseren ze de soorten afval en bedenken manieren om de hoeveelheid te verminderen: herbruikbare drinkfles, brooddoos, digitaal werken, enz. Koppel dit aan een klasactie (bv. minder verpakkingenweek).
03.05.03 ‘Het leven van een T-shirt’ – mini-project
Vertel het verhaal van een katoenen T-shirt, van katoenveld tot kledingrek. Leerlingen onderzoeken hoe veel water, energie en transport erbij komt kijken. Bespreek alternatieven zoals tweedehands, ruilbeurzen of bewuster kopen.
03.05.04 Energie-detektives op school
Leerlingen gaan op speurtocht in de school: waar wordt energie verbruikt? (verlichting, verwarming, toestellen). Ze noteren ‘energieverspillers’ en stellen verbeteringen voor: lichten uit, deur dicht, apparaten uit stopcontact. Dit kan leiden tot een echte energiecampagne in de school.
03.05.05 Energievormen & hun impact
Maak een kringgesprek of klasmuur met foto's van energiebronnen (zon, wind, steenkool, aardgas...). Laat leerlingen sorteren in 'duurzaam' en 'niet-duurzaam'. Bespreek waarom hernieuwbare bronnen beter zijn voor de aarde.
03.05.06 Quiz of memoryspel: ‘Wat verslindt energie?’
Speel een spel waarbij leerlingen moeten inschatten hoeveel energie huishoudtoestellen gebruiken of hoe lang iets moet branden. Combineer het met praktische tips: korter douchen, lichten uitdoen, sluimerstanden vermijden.
03.05. MOGELIJKE LINKEN
Digitale geletterdheid – computationeel denken
Slim huis programmeren: een flowchart maken hoe lichten en toestellen enkel aangaan als dat nodig is.
Gezondheid – Motorische competenties
Spel: menskracht als energiebron → fietsen op een hometrainer om een lamp te laten branden.
Bewegingsparcours: energiezuinig bewegen vs. veel energie verbruiken (springen, kruipen, lopen).
Gezonde en veilige levensstijl
Voeding: lokaal vs. geïmporteerd voedsel vergelijken → energie bij transport.
Veiligheid: omgaan met energiebronnen thuis (stekkers, opladers, batterijen correct gebruiken).
Mentaal welbevinden
Metafoor: energie in jezelf → hoe laad jij je batterijen op? (rust, hobby, sport).
Samenwerking: groepsopdrachten waarin kinderen ontdekken dat iedereen bijdraagt om energie te besparen.
Financieel economische competenties
Beroepen: windmolenbouwer, zonnepaneleninstallateur.
Consumeren: bewust winkelen – vergelijken van producten met eco-labels of verpakkingen.
Natuur
Biotoop: gevolgen van energiegebruik voor dieren en planten.
Experiment: invloed van licht/zon op plantengroei → zonne-energie in de natuur.
Ruimte
Oriëntatie: plaatsen waar veel wind- of zonne-energie opgewekt wordt.
Klimaat en milieu: gevolgen van fossiele energie op opwarming van de aarde.
Tijd
Historisch: vroeger energie uit windmolens en watermolens, nu windturbines en waterkrachtcentrales.
Toekomst: kinderen tekenen hoe een duurzame stad er in 2050 uit zou zien.
Maatschappij
Burgerschap: debat: “Moet iedereen zonnepanelen hebben?”
Vrije tijd: duurzame activiteiten (speelgoed ruilen, fietsen ipv met de auto).
Verkeer
Fiets en voetganger: duurzame vervoersmiddelen vergelijken (CO₂-uitstoot auto vs. fiets).
Project: autovrije dag rond de school.
Frans
Woordenschat: le soleil, le vent, l’énergie, la terre, l’avenir.
Zinnetjes: Nous économisons l’énergie en…
Nederlands
Lezen: informatieve teksten over zonne- en windenergie.
Schrijven: “Mijn huis van de toekomst” – kinderen beschrijven hoe ze duurzaam energie gebruiken.
Spreken: presentatie over een duurzame energietoepassing.
Wiskunde
Metingen: energieverbruik vergelijken (lampen van 40W vs. 8W led).
Grafieken: zonnedagen per maand tegenover energieproductie.
Rekenen: hoeveel fietsen op een hometrainer zijn nodig om een broodrooster te laten werken?
Kunst en cultuur – Beschouwen
Kunst bekijken die met duurzaamheid te maken heeft (bv. installaties van gerecycleerde materialen).
Kunst en cultuur – Onderzoeken en creëren
Drama: uitbeelden van verschillende energiebronnen (zon, wind, water, menskracht).
Muziek: liedjes of klanken rond de natuurkrachten.
Beeld: collages maken van een duurzame stad.
Kunst en cultuur – Creativiteit en verbeelding
Ontwerpen: kinderen bedenken een duurzame machine of een eco-speeltuig.
Strip/tekening: “Een dag zonder elektriciteit”.
Kunst en cultuur – Presenteren
Expo: duurzame prototypes (windmolentjes, zonneauto’s, recyclagekunst).
Voorstelling: kinderen presenteren hun duurzame huis of stad van de toekomst.
Van oud naar nieuw: knutselen met restmaterialen
Laat kinderen creatieve voorwerpen maken uit oude spullen: flessendoppen, karton, plastic potjes... Bespreek nadien wat hergebruik betekent, en hoe dit helpt om minder grondstoffen te gebruiken.
03.05. STEM-UITDAGINGEN
Mini-zonne-oven bouwen
Met een pizzadoos, aluminiumfolie en plastiek bouwen de leerlingen een eenvoudige zonne-oven. Ze ontdekken hoe zonlicht warmte kan opleveren. Bespreek wat zonne-energie is en hoe je het als duurzame bron kan gebruiken.