WOORDENSCHAT
minimumdoelen: 3de kleuterklas - 4de leerjaar - 6de leerjaar
absorberen
Iets in zich opnemen en vasthouden. Een spons absorbeert water.
atmosfeer
De atmosfeer is een laag van gassen die de aarde omringt.
akoestiek
Dit is de manier waarop geluid door een ruimte beweegt, zoals een kamer of een concertzaal.
bacteriën
Dit zijn levende wezens die te klein zijn om zonder microscoop te zien.
blaasinstrument
Een muziekinstrument dat geluid maakt als je erin blaast.
echo
Een geluidseffect dat ontstaat als geluidsgolven tegen een oppervlak weerkaatsen.
echopeiling
Dit is een manier waarop sommige dieren geluidsgolven gebruiken om de omgeving te verkennen en prooien te vinden.
elektrische stroom
Dit is de beweging van elektriciteit.
elektronisch
Dit wil zeggen, het komt van een computer, of van een vergelijkbaar apparaat
energie
Het vermogen om iets te doen.
de frequentie
De aantal trillingen per seconde. Frequentie zegt hoe snel een geluid trilt; een hoge frequentie klinkt hoog, een lage frequentie klinkt laag. (MD 3.5.5)
De fluit maakt een geluid met een hoge frequentie, daarom klinkt het zo hoog.
het geluid
Geluid is wat je hoort wanneer iets trilt en de trillingen door de lucht naar je oren gaan. (MD 3.5.5)
De bel maakt een geluid zodat we weten dat de pauze begint.
de geluidsbron
Een geluidsbron is iets dat geluid maakt doordat het trilt. (MD 3.5.1 - 3.5.5)
De gitaar is een geluidsbron, want de snaren maken geluid als je erop tokkelt.
geluidsgolf
Trilling in een medium zoals lucht of water die je als geluid hoort.
Een trilling, in de lucht of in andere materialen, die geluid doorgeeft.
de geluidssterkte
Geluidssterkte geeft aan hoe hard of zacht een geluid klinkt. (MD 3.5.5 - 3.5.5)
De sirene heeft een hoge geluidssterkte, daarom hoor je hem van ver.
golflengte
De afstand tussen twee toppen van een golf.
een hard geluid
Een hard geluid is een geluid dat heel luid klinkt. (MD 3.5.3)
De deur valt dicht en dat maakt een hard geluid.
een hoge toon
Een hoge toon klinkt scherp en komt van snelle trillingen van een geluidsbron. (MD 3.5.1)
De fluit maakt een hoge toon die je goed kunt horen.
een lage toon
Een lage toon klinkt diep en komt van langzame trillingen van een geluidsbron. (MD 3.5.1)
De basgitaar maakt een lage toon die je soms voelt in je buik.
de luidspreker
Een luidspreker is een apparaat dat elektrische signalen omzet in geluid. (MD 3.5.1)
De luidspreker van de radio maakt muziek hoorbaar in de klas.
medium
Een materiaal waar geluids-of lichtgolven doorheen kunnen bewegen.
mineraal
Een stof zoals olie of metaal die in de grond zit.
orgaan
Een belangrijk lichaamsdeel zoals bijvoorbeeld het hart of de lever.
sonar
Een apparaat dat de echo's van geluid gebruikt om dingen onder water of in de grond waar te nemen.
supersonisch
Sneller dan de snelheid van geluid.
de toonhoogte
Toonhoogte zegt hoe hoog of laag een geluid klinkt. (MD 3.5.1 - 3.5.5)
De fluit speelt een hoge toon, dus de toonhoogte is hoog.
de trilling
Een trilling is een snel heen-en-weer bewegen van een voorwerp, waardoor geluid ontstaat. (MD 3.5.1 - 3.5.5)
De snaren van de gitaar maken trillingen die wij horen als muziek.
tumor
Een gezwel in het lichaam van een dier of mens.
ultrageluid
Een geluid met een hoge frequentie. Een ultrageluid is te hoog voor mensen om te horen.
vacuüm
Ruimte die helemaal leeg is, waar zelfs geen lucht in zit.
verstrooien
Lichtgolven in verschillende richtingen weerkaatsen weerkaatsen terugkaatsen.
een zacht geluid
Een zacht geluid is een geluid dat heel stil klinkt. (MD 3.5.3)
De kat miauwt zachtjes en dat is een zacht geluid.
zenuwen
Lange, dunne cellen die boodschappen versturen tussen je hersenen en de rest van je lichaam, waardoor je dingen kunt zien, horen en voelen.
zuurstof
Een gas in de lucht dat dieren moeten inademen om in leven te blijven.