01.04. LEERPLANDOEL(EN) OVSG LEERLOKAAL
IDW F4 nat.ver. 1 B.16 Verbanden verwoorden tussen de eigenschappen van materialen enerzijds en de toepassing ervan anderzijds.
IDW F4 nat.ver. 1 B.15 De eigenschappen van materialen en (grond)stoffen onderzoeken en beschrijven.
IDW F3 nat.ver. 1 B.14 Waarneembare eigenschappen van materialen en stoffen onderzoeken.
IDW F3 nat.ver. 1 B.13 Van courante materialen uit de eigen omgeving enkele eigenschappen aantonen.
IDW F1 nat.ver. 1 B.3 Op basis van zintuiglijke waarneming eigenschappen van voorwerpen, materialen en (grond)stoffen benoemen.
IDW F1 nat.ver. 1 B.2 Experimenterend en explorerend eigenschappen en kenmerken van stoffen, materialen en voorwerpen verkennen en ontdekken.
IDW F1 nat.ver. 1 B.1 Experimenterend en explorerend stoffen, materialen en voorwerpen ontdekken.
01.04. MINIMUMDOELEN
[4] 3.4.1 De leerlingen kennen de volgende begrippen.
de materie, natuurlijk, synthetisch
omkeerbare reactie, niet-omkeerbare reactie
< bv. zout lost op in water, zout kan terug van het water gescheiden worden door het water te laten verdampen, verbranding is niet-omkeerbaar >
[4] 3.4.2 De leerlingen kunnen materie onderzoeken en vergelijken op basis van hun eigenschappen: de hardheid, de breekbaarheid, de waterdichtheid, de thermische geleidbaarheid, de oplosbaarheid.
[6] 3.4.3 De leerlingen kunnen de massa-volume-relatie tussen voorwerpen met verschillende massadichtheden onderzoeken. (bv. vier blokken van verschillende materialen geven en laten aangeven welke het zwaarst is)
[6] 3.7.10 De leerlingen kunnen de werking, de bouw en de materiaalkeuze van technische systemen analyseren en beschrijven
01.04. KENNIS - WAAR GAAT HET OVER
Fysische eigenschappen
Deze eigenschappen kan je waarnemen zonder het materiaal te veranderen.
Hardheid
Hoe sterk en krasbestendig is het materiaal? Bijvoorbeeld: metaal is hard, hout is zachter.
Vorm en flexibiliteit
Is het materiaal stijf of buigzaam? Bijvoorbeeld: rubber is flexibel, glas is stijf.
Kleur en glans
Welke kleur en glans heeft het materiaal? Bijvoorbeeld: glas is doorzichtig en glanzend, stof is mat.
Dichtheid / gewicht
Is het zwaar of licht? Bijvoorbeeld: metaal is zwaar, piepschuim is licht.
Warmtegeleiding
Leidt het materiaal warmte goed of is hetoleider? Bijvoorbeeld: metaal geleidt goed, hout niet.
Waterdoorlaatbaarheid
Laat het materiaal water door? Bijvoorbeeld: stof laat water door, plastic niet.
Chemische eigenschappen
Deze eigenschappen hebben te maken met de chemische samenstelling en reacties.
Brandbaarheid
Brandt het materiaal gemakkelijk? Bijvoorbeeld: hout brandt, glas niet.
Oplosbaarheid
Lost het materiaal op in water of andere vloeistoffen? Bijvoorbeeld: suiker lost op in water, plastic niet.
Corrosiebestendigheid
Roest of verandert het materiaal door vocht? Bijvoorbeeld: ijzer roest, kunststof niet.
01.04. SUGGESTIES ACTIVITEITEN
01.04.01 Voel en vergelijk
Laat leerlingen verschillende materialen aanraken (hout, metaal, stof, plastic) en beschrijven hoe ze aanvoelen: hard, zacht, glad of ruw. Daarna bespreken ze welke materialen vergelijkbare eigenschappen hebben.
01.04.02 Waterdoorlaatbaarheid test
Geef leerlingen verschillende materialen (papier, plastic, doek) en laat ze testen welke water doorlaten. Ze maken een lijstje en leren zo over doorlaatbaarheid.
01.04.03 Brandbaarheid onderzoeken
Bespreek met de klas welke materialen brandbaar zijn en waarom dat belangrijk is. (Bijvoorbeeld geen plastic in vuur doen.) Maak er een praatje van, zonder echte vlammen.
01.04.04 Materialen sorteren spel
Geef een verzameling kleine voorwerpen en laat leerlingen ze sorteren op hardheid, flexibiliteit of herkomst. Daarna vertellen ze waarom ze zo gesorteerd hebben.
01.04.05 Eigenschappen Bingo
Maak een bingo met eigenschappen zoals “zacht”, “doorzichtig”, “licht”, “buigzaam”. Tijdens de les zoeken leerlingen voorwerpen die bij elke eigenschap passen.
01.04.06 Van gescheiden vloeistoffen tot mayonaise
In deze activiteit ontdekken leerlingen hoe verschillende vloeistoffen zoals olie en water van nature niet mengen. Met een beetje voedingskleurstof creëren ze een kleurrijk lava-effect en zien hoe de vloeistoffen na een tijdje weer scheiden. Vervolgens onderzoeken ze hoe een emulgator, zoals eigeel, de vloeistoffen wél kan laten mengen. Door samen verse mayonaise te maken, ervaren ze op een smakelijke manier hoe een emulsie ontstaat en leren ze over de eigenschappen en het gedrag van materie.
01.04.07 Filteren van modderwater
In deze activiteit ontdekken leerlingen dat modderwater een suspensie is: een mengsel van vaste deeltjes in water die niet oplossen. Ze onderzoeken hoe de vaste deeltjes van het water gescheiden kunnen worden door een eenvoudig waterfilter te bouwen met zand, kiezels en katoenen watjes. Zo leren ze op een praktische manier over de eigenschappen van materie en het verschil tussen mengsels, emulsies en suspensies.
01.04. MOGELIJKE LINKEN
Digitale geletterdheid – computationeel denken
Databank aanleggen: leerlingen maken een digitale tabel of mindmap waarin ze materialen indelen volgens fysische (kleur, hardheid, dichtheid) en chemische eigenschappen (brandbaarheid, roestvorming).
Algoritme/flowchart: beslissingsboom programmeren: “Is het oplosbaar in water? → Ja/Nee → nieuw vakje.”
Gezondheid – Motorische competenties
Bewegingsspel: leerlingen beelden veranderingen uit: smelten (langzaam vloeien), verdampen (opstijgen), verbranden (snelle bewegingen).
Experimenteer-estafette: in groepjes kleine proefjes uitvoeren → motorische coördinatie bij wegen, gieten, kneden.
Gezonde en veilige levensstijl
Voeding: fysische veranderingen in koken (water verdampt, chocolade smelt) vs. chemische veranderingen (brood bakken, karamel maken).
EHBO: brandwonden door chemische reacties (zuren/basen), veiligheid bij werken met stoffen.
Mentaal welbevinden
Metafoor voor gevoelens: “Soms kook ik van woede, soms smelt ik van plezier” → linken tussen materieveranderingen en emoties.
Inlevingsspel: kinderen spelen materiaal dat verandert → wat doet dat met je gevoel?
Financieel-economische competenties
Beroepen: bakker, kok, metaalbewerker, apotheker → werken allemaal met fysische/chemische eigenschappen.
Consumeren: vergelijking tussen duurzame en minder duurzame materialen (plastic dat smelt vs. glas dat hittebestendig is).
Ik en de wereld – Natuur
Biotoop: chemische processen in de natuur (verrotting, fotosynthese, roesten van ijzer).
Menselijk lichaam: fysische processen (transpireren, verdampen) en chemische processen (vertering, ademhaling).
Ik en de wereld – Ruimte
Weer en klimaat: fysische veranderingen van water in de kringloop (verdampen, condenseren, bevriezen).
Milieu: chemische vervuiling en afbraak (zure regen, plastic in de natuur).
Ik en de wereld – Tijd
Historisch: uitvindingen gebaseerd op chemische processen (ijzer smelten, glas maken).
Kalender: seizoensgebonden fysische en chemische veranderingen (bladeren verkleuren, vriezen).
Ik en de wereld – Maatschappij
Samenleven: hoe verschillende culturen materialen gebruiken (fermentatie bij voedsel, kleurstoffen in textiel).
Burgerschap: omgaan met chemisch afval en recyclage → verantwoordelijkheid voor milieu.
Ik en de wereld – Verkeer
Materialen in verkeer: reflecterende verf (chemische samenstelling), winterbanden (fysische grip).
Veiligheid: chemische eigenschappen van brandstoffen → waarom benzine gevaarlijk is.
Frans
Woordenschat: les propriétés (dur, mou, soluble, transparent, inflammable).
Tweetalige etiketten: bij experimenten kaartjes in NL en FR.
Nederlands
Wetenschappelijke taal: beschrijven van eigenschappen (ruw, glad, oplosbaar, brandbaar).
Creatief schrijven: verhalen waarin materialen veranderen (“Ik was een ijsblok, nu ben ik een wolk”
Wiskunde
Meten: massa, volume, temperatuur bij experimenten.
Grafieken: smelttemperatuur, kookpunt of oplosbaarheid in water uitzetten.
Kunst en cultuur – Beschouwen
Kunstwerken: bekijken hoe kunstenaars chemische processen gebruiken (oxidatie, patina op beelden).
Kunst en cultuur – Onderzoeken en creëren
Beeldend: schilderen met zelfgemaakte pigmenten (natuurlijke kleurstoffen).
Drama/dans: fysische en chemische veranderingen uitbeelden.
Muziek: geluidsexperimenten met materialen voor/na verandering (glas tikken → gesmolten glas klinkt anders).
Kunst en cultuur – Creativiteit en verbeelding
Supermateriaal uitvinden: bv. een stof die bij warmte licht geeft of bij water verandert van kleur.
Kunst en cultuur – Presenteren
Slotmoment: tentoonstelling “Ons laboratorium van veranderingen” met proeven, kunstwerken en verhalen.
Interactieve show: kinderen demonstreren experimenten en leggen fysische/chemische verschillen uit.
01.04. STEM-UITDAGINGEN
Creatief bouwproject
Laat leerlingen met verschillende materialen (karton, hout, stof) een klein object bouwen en uitleggen waarom ze die materialen hebben gekozen op basis van eigenschappen.