Energie is onzichtbaar maar altijd aanwezig en kan niet ontstaan of verdwijnen. Ze wordt steeds omgezet van de ene vorm in de andere, waarbij een deel verloren gaat in een onbruikbare vorm.
Apparaten hebben een energiebron nodig, zoals spierkracht, wind, water, zon, fossiele brandstoffen of elektriciteit, waarbij de zon uiteindelijk de oerbron is van bijna alle energie.
Via apparaten wordt energie omgezet in bruikbare vormen zoals warmte, licht en beweging, bijvoorbeeld in verwarmingstoestellen, lampen, dynamo’s of motoren.
In deze leerlijn ontdekken leerlingen hoe verschillende energiebronnen en apparaten energie omzetten en hoe beweging, licht en warmte met elkaar verbonden zijn.
Hieronder vind je onze verschillende hoofdstukjes van 'Energie en energieomzetting':
Hieronder vind je de bijhorende leerplandoelen, van onder naar boven, in de verschillende fasen.
IDW F4 nat.ver. 3 B.10
Met enkele voorbeelden aantonen dat energie nodig is voor het functioneren van levende en niet-levende systemen en daarvan de energiebronnen benoemen.
IDW F4 nat.ver. 3 B.9
In voor hen herkenbare situaties toelichten hoe energiebronnen worden omgezet naar bruikbare energie.
IDW F3 nat.ver. 3 B.6
Illustreren hoe men duurzaam kan omgaan met grondstoffen en energiebronnen.
IDW F3 nat.ver. 3 B.5
In concrete situaties vaststellen en verwoorden welke vormen van energie zorgen voor beweging, licht, kracht, warmte, geluid.
IDW F3 nat.ver. 3 B.2
Vaststellen dat energie nodig is om grondstoffen te bewegen, te veranderen, te vervormen.
IDW F2 nat.ver. 3 B.1
Onder begeleiding minstens één natuurlijk verschijnsel dat ze waarnemen in verband met energie en energieomzetting via een eenvoudig onderzoek toetsen aan een hypothese.