01.05. LEERPLANDOEL(EN) OVSG LEERLOKAAL
IDW F3 nat.ver. 1 B.11 Van technische systemen uit hun omgeving verwoorden uit welke grondstoffen of materialen ze zijn gemaakt.
IDW F1 nat.ver. 1 B.6 De relaties tussen de vorm en de mogelijkheden van producten ontdekken.
01.05. MINIMUMDOELEN
[6] 3.7.10 De leerlingen kunnen de werking, de bouw en de materiaalkeuze van technische systemen analyseren en beschrijven
01.05. KENNIS - WAAR GAAT HET OVER
Zo kun je het aan leerlingen uitleggen.
Technische systemen (zoals een fiets, smartphone of koelkast) zijn opgebouwd uit verschillende materialen.
Die materialen komen uit grondstoffen die uit de natuur gehaald en bewerkt worden.
Door te kijken naar onderdelen, kunnen leerlingen benoemen uit welk materiaal ze bestaan: metaal, kunststof, glas, hout, rubber, enzovoort.
Bijvoorbeeld: “Het frame van mijn fiets is gemaakt van aluminium, dat is een licht metaal.”
Constructie en bouw
Fietsframe, stoelen, tafels
Metaal (aluminium, staal), hout, kunststof (PVC), glas
Elektronica en apparaten
Smartphone, laptop, afstandsbediening
Glas (beeldscherm), silicium (chips), kunststof (behuizing), koper (draad), lithium (batterij)
Kleding en textiel
Sportkleding, schoenen
Katoen, polyester (kunstvezel), leer, rubber
Voertuigen
Auto, bromfiets, skateboard
Staal, aluminium, rubber (banden), kunststof (bumpers), glas (ruit)
Verpakkingen
Flessen, blikjes, kartonnen dozen
Glas, aluminium, kunststof (PET), karton, papier
Huishoudelijke voorwerpen
Bestek, pannen, lampen
Roestvrij staal, aluminium, glas, kunststof, keramiek
Sport- en speelgoed
Skateboard, voetbal, drone
Kunststof, rubber, hout, metaal
Meubels
Bureau, kast, bed
Hout, metaal, kunststof, stof (bekleding)
Energie & verlichting
Zonnepaneel, gloeilamp
Glas, silicium (zonnecellen), tungsten (gloeidraad), kunststof (fitting)
Relaties tussen vorm van materialen/stoffen en productmogelijkheden
Vast (massief)
Sterk, duurzaam, kan veel gewicht dragen
Stalen fietsframe, houten tafel
Dun en plat (plaatmateriaal)
Licht, makkelijk te bewerken, geschikt om te buigen
Glasplaat (ramen), kunststof panelen, houten planken
Draadvormig (draad, kabel)
Flexibel, geleidt elektriciteit of kracht
Koperdraad in elektrische apparaten, veters
Vloeibaar
Kan makkelijk van vorm veranderen, vloeit
Verf, lijm, olie in machines
Poeder / korrelig
Makkelijk te mengen, geschikt om te vormen via persen of smelten
Bakpoeder in voeding, metaalpoeder voor 3D printen
Sponsachtig / poreus
Licht, absorbeert schokken of vloeistoffen
Schoonmaak spons, schuimrubber in kussens
Flexibel (rubber, kunststof folie)
Buigzaam, rekbaar, waterdicht
Elastiek, smartphonehoesje, plastic zakken
Glashelder / transparant
Laat licht door, geschikt voor zicht of bescherming
Brillenglazen, schermen, vensters
Gelaagd (meerdere lagen op elkaar)
Combinatie van eigenschappen zoals sterkte + isolatie
Veiligheidsglas, sandwichpanelen voor isolatie
01.05. SUGGESTIES ACTIVITEITEN
01.05.01 Materialen Speurtocht in de Leefomgeving
Een leuke en leerzame activiteit is om met de leerlingen een materialen speurtocht te organiseren. Laat hen in en rondom de school op zoek gaan naar verschillende voorwerpen en aangeven uit welk materiaal deze gemaakt zijn, zoals hout, metaal, kunststof, glas, textiel of rubber. Nadien bespreken jullie samen waarom juist dat materiaal gekozen werd voor het voorwerp en welke eigenschappen van het materiaal daarvoor belangrijk zijn. Zo leren ze beter verbanden leggen tussen materialen en hun toepassingen.
01.05.02 Vormen en Eigenschappen Testen
Geef de leerlingen verschillende materialen in verschillende vormen, zoals een massief blok, een dunne plaat, een draadje of een spons. Laat hen zelf onderzoeken welke materialen stevig zijn, welke gemakkelijk buigen of rekken, en welke warmte of elektriciteit geleiden. Door te experimenteren ontdekken ze de relatie tussen de vorm van een materiaal en de mogelijkheden die het product daardoor krijgt. Daarna bespreek je met de klas waarom bepaalde vormen beter geschikt zijn voor specifieke toepassingen.
01.05.03 Materialen Raden Spel
Organiseer een spel waarbij leerlingen met een blinddoek op verschillende stukjes materiaal voelen, ruiken of horen. Bijvoorbeeld een metalen schroef, een stuk plastic, hout, rubber of stof. Ze proberen te raden welk materiaal ze vasthebben. Daarna maken jullie de link met alledaagse producten waarin deze materialen voorkomen, zoals een schoen met een rubberen zool of een smartphone met een glazen scherm. Dit spel prikkelt de zintuigen en het technisch inzicht.
01.05.04 Digitale Presentatie: Mijn favoriete voorwerp en de materialen
Vraag de leerlingen om een korte digitale presentatie te maken over hun favoriete technische voorwerp, zoals een smartphone, fiets of sneaker. In de presentatie leggen ze uit uit welke materialen het product is gemaakt en waarom deze materialen gekozen zijn. Ze koppelen ook de vorm van de materialen aan de functie van het product. Door dit te presenteren oefenen ze hun spreekvaardigheid en leren ze technische termen op een persoonlijke manier toe te passen.
01.05.04 Experiment: papier versus karton
Laat de leerlingen een praktisch experiment doen waarbij ze voorwerpen maken van papier en van karton, bijvoorbeeld doosjes of kleine constructies. Daarna testen ze welke variant steviger is en beter bestand tegen druk. Vervolgens bespreken jullie waarom karton steviger is dan papier, en hoe de dikte en structuur van het materiaal invloed hebben op de eigenschappen. Dit experiment maakt abstracte materiaaleigenschappen concreet en inzichtelijk.
01.05. MOGELIJKE LINKEN
Gezondheid – Motorische competenties
Bouwopdrachten: leerlingen bouwen constructies met blokken, LEGO of recyclagemateriaal → motorische vaardigheden, nauwkeurig werken.
Bewegingsspel: kinderen vormen samen een technisch systeem (radertjes, hefbomen, assen) en ervaren hoe de vorm beweging mogelijk maakt.
Gezonde en veilige levensstijl
Voeding: verpakkingen onderzoeken: hoe zorgt de vorm voor bewaren/transporteren? → koppelen aan gezonde voeding en minder afval.
EHBO: veiligheid in technische systemen (bv. vorm van helmen, autogordels).
Financieel-economische competenties
Beroepen: ingenieur, designer, productontwikkelaar → werken met vorm en functie.
Consumeren: producten vergelijken (goedkoop plastic speelgoed vs. degelijk houten speelgoed) → prijs/kwaliteit/duurzaamheid.
Ik en de wereld – Natuur
Planten/dieren: vorm-functie-relatie in de natuur (vogelsnavels, bladeren, schild van een schildpad). → inspiratiebron voor productontwikkeling (biomimicry).
Menselijk lichaam: vorm van botten of tanden → aangepast aan functie.
Ik en de wereld – Ruimte
Gebouwen en bruggen: oriënteren in de omgeving → waarom zien bruggen, torens, huizen er zo uit? Vorm zorgt voor stevigheid.
Klimaat en milieu: duurzame producten ontwikkelen (vorm en materiaalkeuze die afval verminderen).
Ik en de wereld – Tijd
Historische evolutie: hoe de vorm van gebruiksvoorwerpen veranderde (van kleipotten tot plastic flessen, van houten wiel tot rubberband).
Tijdsbegrippen: plaats producten op een tijdslijn → technologische vooruitgang.
Ik en de wereld – Maatschappij
Diversiteit: verschillende culturen ontwikkelen andere oplossingen (vorm van huizen in warme vs. koude klimaten).
Burgerschap: kritisch nadenken over consumptie en vormgeving (wegwerp vs. herbruikbaar).
Ik en de wereld – Natuurkundige verschijnselen
Kracht en beweging: hoe maakt de vorm van een brug of vliegtuig vleugel stevigheid mogelijk?
Energie: vorm van een windmolenblad → bepaalt rendement.
Geluid: vorm van een klankkast of instrument bepaalt toon en volume.
Ik en de wereld – Verkeer
Fiets en auto: vorm van banden, remmen en helmen → veiligheid en gebruiksgemak.
Verkeersborden: waarom driehoek, cirkel of achthoek → vorm communiceert betekenis.
Frans
Woordenschat: les formes et les objets (carré, rond, bouteille, pont).
Tweetalig productlabel: leerlingen maken verpakkingsetiketten in NL en FR.
Nederlands
Technisch verslag schrijven: kinderen beschrijven hoe ze een product ontwierpen, testten en verbeterden.
Verhalend: een product vertelt zijn verhaal (“Ik ben een beker, en dit is waarom ik zo gevormd ben”).
Wiskunde
Meetkunde: vormen herkennen en gebruiken in ontwerpen (driehoek, boog, cilinder).
Meten: lengte, oppervlakte, volume bepalen → koppelen aan stevigheid of bruikbaarheid.
Kunst en cultuur – Beschouwen
Ontwerpers/kunstenaars: bestuderen hoe vorm en functie samenkomen in design (stoel van Rietveld, architectuur van Gaudí).
Kunst en cultuur – Onderzoeken en creëren
Beeldend: recyclagemateriaal gebruiken om nieuwe producten te ontwerpen.
Drama/dans: uitbeelden hoe een technisch systeem werkt (katrol, hefboom).
Muziek: instrumenten bouwen en vorm-effect op klank onderzoeken.
Kunst en cultuur – Creativiteit en verbeelding
Toekomstproduct ontwerpen: leerlingen bedenken een product voor “de school van 2050” met speciale vorm-functie relatie.
Kunst en cultuur – Presenteren
Technisch museum: tentoonstelling van hun ontwerpen met uitleg over vorm en mogelijkheden.
Productpitch: leerlingen presenteren hun product alsof ze het verkopen aan een publiek.
01.05. STEM-UITDAGINGEN
Bouw een eigen mini-product
Laat de leerlingen in groepjes een klein technisch product ontwerpen en bouwen, bijvoorbeeld een brug, een stoel of een windmolen. Geef hen verschillende materialen zoals hout, karton, draad en elastiek, en laat hen nadenken over welke materialen en vormen ze gebruiken en waarom. Tijdens de bouw leggen ze uit welke eigenschappen van het materiaal belangrijk zijn voor de stevigheid, flexibiliteit of andere functies van het product. Dit stimuleert creativiteit en praktisch inzicht in materiaalgebruik.