WOORDENSCHAT
minimumdoelen: 3de kleuterklas - 4de leerjaar - 6de leerjaar
de aggregatietoestand
De vorm waarin een stof voorkomt. De aggregatietoestand vertelt of een stof vast, vloeibaar of gasvormig is.(MD 3.5.1 - 3.5.7)
Water kan drie aggregatietoestanden hebben: ijs is vast, water is vloeibaar en waterdamp is gasvormig.
condenseren
Condenseren is wanneer een gas afkoelt en verandert in een vloeistof. (MD 3.5.1)
Druppels vormen op een koud glas doordat waterdamp condenseert.
de faseovergangen
Faseovergangen zijn de veranderingen van een stof van vast naar vloeibaar of gas, of andersom. (MD 3.5.7)
Smelten, stollen en verdampen zijn voorbeelden van faseovergangen.
gasvormig
Gasvormig betekent dat een stof als gas is en geen vaste vorm heeft. (MD 3.5.1)
Water wordt gasvormig als het kookt en verandert in waterdamp.
het kookpunt
Het kookpunt is de temperatuur waarbij een vloeistof begint te koken en gas wordt. (MD 3.5.1)
Het kookpunt van water is 100°C, dan begint het te koken.
smelten
Smelten is wanneer een vaste stof warm wordt en vloeibaar wordt. (MD 3.5.1)
Het ijs smelt in de zon en wordt water.
het smeltpunt
Het smeltpunt is de temperatuur waarbij een vaste stof begint te smelten en vloeibaar wordt. Dezelfde temperatuur als het vriespunt (MD 3.5.1)
Het smeltpunt van ijs is 0°C.
stollen
Stollen is wanneer een vloeistof afkoelt en weer een vaste stof wordt. (MD 3.5.1)
Gesmolten chocolade stolt als het afkoelt en hard wordt.
de temperatuur
Temperatuur geeft aan hoe warm of koud iets is. (MD 3.5.1)
De temperatuur van het badwater is warm genoeg om te baden.
een vaste stof
Een fase van materie. In een vaste stof zitten de atomen en moleculen dicht op elkaar in een regelmatig patroon. Een vaste stof heeft een vaste vorm en verandert niet zomaar van plaats. (MD 3.5.1)
Een steen is een vaste stof, want hij blijft altijd dezelfde vorm houden.
verbranden
Verbranden is een chemische reactie waarbij een stof in vuur wordt omgezet en warmte, licht en vaak gas vrijkomt. (MD 3.4.1)
Hout verbranden in de kachel geeft warmte en licht.
verdampen
Een faseverandering waarbij een vloeistof in een gas verandert. Vloeistoffen verdampen als warmte of bewegende lucht hun moleculen genoeg energie geeft om aan de vloeistof te ontsnappen. (MD 3.4.1 - 3.5.1)
Water in de pan verdampt als het kookt en verandert in stoom.
vloeibaar
Vloeibaar betekent dat een stof kan stromen en geen vaste vorm heeft. (MD 3.4.1)
Water is vloeibaar en neemt de vorm van het glas aan.