01.01. LEERPLANDOEL(EN) OVSG LEERLOKAAL
IDW F4 nat.ver. 1 B.19 Illustreren dat een stof van toestand kan veranderen.
01.01. MINIMUMDOELEN
[4] 3.5.1 De leerlingen kennen de volgende begrippen:
de aggregatietoestand, vast, vloeibaar, gasvormig, smelten, stollen, verdampen, condenseren, het smeltpunt, het kookpunt.
[4] 3.5.7 De leerlingen kennen aggregatietoestanden:
de faseovergangen
de relatie tussen temperatuur en faseovergangen
01.01. KENNIS - WAAR GAAT HET OVER
Aggregatietoestanden zijn de verschillende vormen waarin een stof kan voorkomen: vast, vloeibaar of gasvormig.
In de vaste toestand hebben de moleculen een vaste plek en zitten ze dicht bij elkaar. Materialen in vaste toestand, zoals hout, metaal of glas, behouden hun vorm.
In de vloeibare toestand kunnen de moleculen langs elkaar bewegen, waardoor vloeistoffen zoals water, olie of verf makkelijk van vorm veranderen en in een container passen.
In de gasvormige toestand bewegen de moleculen vrij en zitten ze ver uit elkaar. Gassen zoals lucht of waterdamp vullen altijd de hele ruimte waarin ze zitten.
Een stof die van toestand verandert, ondergaat een faseovergang. Dit betekent dat de stof bijvoorbeeld kan smelten, verdampen, condenseren of bevriezen, afhankelijk van de temperatuur en de druk.
Smelten: Als een vaste stof warmer wordt, kan ze smelten en vloeibaar worden. Bijvoorbeeld ijs dat verandert in water.
Bevriezen: Als een vloeistof afkoelt, kan ze bevriezen en vast worden. Water verandert zo in ijs.
Verdampen: Als een vloeistof warm wordt, kunnen de moleculen loskomen en gas worden, zoals water dat verandert in waterdamp.
Condensatie: Als een gas afkoelt, verandert het terug in vloeistof, bijvoorbeeld waterdamp die verandert in druppeltjes op een koud raam.
Deze veranderingen zijn omkeerbaar en spelen een grote rol in het dagelijks leven en in technische systemen, zoals koelkasten, verwarmingen en het watercyclusproces in de natuur.
Zie ook bij 05.05. Aggregatietiestanden
01.07. SUGGESTIES ACTIVITEITEN
01.07.01 Smelten en bevriezen met ijs en water
Laat de leerlingen ijsblokjes in een glas water leggen en observeer wat er gebeurt. Leg uit dat het ijs smelt doordat het warmer wordt en verandert van vast naar vloeibaar. Zet het water daarna in de vriezer en bespreek hoe het weer bevriest. Zo zien ze de omkeerbare overgang tussen vast en vloeibaar.
01.07.02 Verdampen en condenseren met warm water en een koude deksel
Vul een kom met warm water en houd er een koude metalen of glazen deksel boven. De leerlingen zien dat er waterdamp opstijgt (verdamping) en dat deze damp op de koude deksel weer druppeltjes vormt (condensatie). Dit toont de overgang van vloeibaar naar gas en terug naar vloeibaar.
01.07.03 Watercyclus in een zakje
Vul een doorzichtig plastic zakje met een beetje water, sluit het goed af en hang het op een zonnige plek. Na een tijdje kunnen de leerlingen zien dat het water verdampt, als damp aan de zakwanden condenseert en uiteindelijk weer naar beneden druppelt. Dit is een miniatuur van de natuurlijke watercyclus.
01.07.04 Kaars laten smelten
Laat de leerlingen een kaarsje vasthouden of dichtbij houden (onder toezicht) en observeer hoe het was smelt en vloeibaar wordt. Dit is een duidelijk voorbeeld van een vaste stof die vloeibaar wordt door warmte.
01.07.05 IJs laten smelten in verschillende omstandigheden
Geef de leerlingen ijsblokjes om te laten smelten op verschillende ondergronden (metaal, hout, plastic). Ze vergelijken hoe snel het ijs smelt afhankelijk van de temperatuur en het materiaal, en leren zo dat warmteoverdracht belangrijk is bij toestandveranderingen.
01.07.06 Met water breng je de eigenschappen van materie tot leven.
Tijdens deze activiteit ontdekken leerlingen hoe éénzelfde stof – water – kan veranderen van vorm en gedrag. Ze zien hoe vloeibaar water bevriest tot hard ijs, en hoe het bij verhitting verandert in onzichtbare waterdamp. Door te observeren, vergelijken en experimenteren ervaren ze de drie verschijningsvormen van materie op een concrete en verwonderende manier.
01.07.07 De verdwijnende waterplas
In deze activiteit onderzoeken leerlingen wat er gebeurt met een waterplas op een zonnige dag. Ze meten ’s ochtends de omtrek van de plas en vergelijken die later op de dag opnieuw. Wanneer de plas kleiner blijkt te zijn, gaan ze op zoek naar de oorzaak: waar is het water gebleven? Zo ontdekken ze op een eenvoudige, natuurlijke manier het proces van verdamping en verdiepen ze hun inzicht in de eigenschappen van materie.
01.07.08 De verdrogende verfdruppel
Tijdens deze activiteit observeren leerlingen wat er gebeurt met een klodder verf die een tijd blijft liggen. Stap voor stap zien ze de verf dikker worden en uiteindelijk opdrogen. Ze onderzoeken hoe vloeistof uit de verf verdampt en hoe dat invloed heeft op de eigenschappen van het materiaal. Zo ontdekken ze op een heel concrete manier hoe materie kan veranderen door contact met lucht en tijd.
01.07.09 Brood op de proef
In deze activiteit voorspellen leerlingen wat er zal gebeuren met twee boterhammen die een week lang op de verwarming liggen: één in een plastic zakje en één zonder verpakking. Na het opstellen van hun hypothese volgen ze de veranderingen nauwkeurig op. Ze ontdekken hoe omgevingsfactoren zoals warmte, lucht en vocht invloed hebben op het uitdrogen en schimmelen van materie. Zo leren ze hoe materialen anders reageren afhankelijk van de omstandigheden waarin ze zich bevinden.
01.01. MOGELIJKE LINKEN
Gezondheid – Motorische competenties
Bewegingsspel: kinderen beelden de drie toestanden uit (vast = stijf staan, vloeibaar = vloeien en bewegen door elkaar, gas = rondzweven in de ruimte).
Estafette: “moleculen” die dichter of verder uit elkaar bewegen afhankelijk van de aggregatietoestand.
Gezonde en veilige levensstijl
Voeding: smelten en opnieuw stollen van chocolade of boter → verband met koken en voeding.
Veiligheid: leren omgaan met heet water of stoom (gevaar bij koken).
Mentaal welbevinden
Gevoelens koppelen: kinderen vergelijken hun gevoelens met toestanden (bv. vast = gespannen, vloeibaar = ontspannen, gas = vrij).
Mindfulness-oefening: je lichaam als ‘stromend water’ of ‘vaste rots’ voorstellen.
Financieel-economische competenties
Beroepen: ijsverkoper, kok, brandweerman (stoom, water).
Consumeren: kostprijs van energie om stoffen te doen smelten, koken of invriezen.
Ik en de wereld – Natuur
Biotoop: rol van water in verschillende toestanden (ijs in de pool, water in rivieren, damp in wolken).
Menselijk lichaam: water in ons lichaam – verdamping door zweten.
Ik en de wereld – Ruimte
Weer en klimaat: wolkenvorming, regen, sneeuw en mist = aggregatietoestanden in de natuur.
Oriëntatie: sneeuw en ijs in poolgebieden, woestijn met verdamping.
Ik en de wereld – Tijd
Seizoenen: hoe water in de natuur van toestand verandert (ijs in de winter, regen in de herfst, verdamping in de zomer).
Historische blik: vroeger ijsblokken bewaren in ijskelders versus nu diepvriezers.
Ik en de wereld – Maatschappij
Samenleven: afspraken rond energie en watergebruik → duurzaam omgaan met verwarmingssystemen, koelapparatuur.
Internationaal: landen die te maken hebben met smeltende gletsjers of droogte door verdamping.
Ik en de wereld – Verkeer
Verkeer en natuur: gladheid door bevroren water (ijs) → veiligheid op de weg.
Praktisch: strooizout smelt ijs, waarom helpt dit in het verkeer?
Frans
Woordenschat: l’eau, la glace, la vapeur, chaud, froid.
Dialogen: kinderen leggen in het Frans uit hoe een ijsje smelt.
Nederlands
Schrijven: verslag van een proef (bv. ijsblokje in de klas smelten en beschrijven).
Lezen: informatieve teksten over waterkringloop of het gebruik van ijs vroeger.
Wiskunde
Meten en wegen: massa van ijsblokje voor en na smelten → blijft gelijk.
Tijd meten: stopwatch gebruiken om te meten hoe lang het duurt tot ijs smelt bij verschillende temperaturen.
Kunst en cultuur – Beschouwen
Kunst: kijken naar ijssculpturen, of kunstwerken rond water (Monet’s waterlelies).
Kunst en cultuur – Onderzoeken en creëren
Beeldend: schilderijen maken met aquarel waarbij water “vloeit” (vloeibare toestand).
Drama/dans: kinderen verbeelden met hun lichaam hoe moleculen zich bewegen in verschillende toestanden.
Muziek: geluiden maken die passen bij ijs kraken, water stromen, stoom sissen.
Kunst en cultuur – Creativiteit en verbeelding
Toekomstbeeld: hoe zou een wereld eruitzien als alles vloeibaar of gasvormig was?
Kunst en cultuur – Presenteren
Wetenshow: leerlingen voeren experimenten uit (ijs smelten, water koken) en leggen het uit aan ouders of andere klassen.
Expo: foto’s en tekeningen van experimenten tonen.
01.01. STEM-UITDAGINGEN