Geluid ontstaat wanneer een geluidsbron trillingen veroorzaakt die zich als drukgolven door de lucht of andere materialen voortplanten en uiteindelijk door ons oor worden omgezet in elektrische signalen voor de hersenen.
Hoe sneller iets trilt, hoe hoger de toon die we horen, al reizen hoge en lage tonen even snel.
Verschillende materialen geleiden of isoleren geluid beter, wat verklaart waarom instrumenten klankkasten hebben en studio’s geluid dempen.
Elke geluidsbron heeft een unieke combinatie van trillingen, de klankkleur, waardoor bijvoorbeeld een blokfluit anders klinkt dan een dwarsfluit.
Hieronder vind je onze verschillende hoofdstukjes van 'Geluid':
Hieronder vind je de bijhorende leerplandoelen, van onder naar boven, in de verschillende fasen.
IDW F4 nat.ver. 6 B.10
Bij eenvoudige toepassingen beschrijven hoe het gebruik van materialen en voorwerpen geluid versterkt of dempt.
IDW F3 nat.ver. 6 B.7
In een onderzoek vaststellen hoe geluid zich door materialen voortplant.
IDW F2 nat.ver. 6 B.4
Onder begeleiding minstens één natuurlijk verschijnsel dat ze waarnemen in verband met geluid via een eenvoudig onderzoek toetsen aan een hypothese.
IDW F2 nat.ver. 6 B.2
Manieren verkennen om geluiden te maken met behulp van verschillende materialen.