01.02. LEERPLANDOEL(EN) OVSG LEERLOKAAL
IDW F2 nat.ver. 1 B.10 Aan de hand van minstens één gegeven criterium veel voorkomende materialen en stoffen ordenen.
IDW F2 nat.ver. 1 B.9 In een beperkte verzameling van organismen en gangbare materialen gelijkenissen en verschillen ontdekken en op basis van minstens één criterium een eigen ordening aanbrengen en verantwoorden.
IDW F2 nat.ver. 1 B.7 In een onderzoek de gelijkenissen en verschillen bij voorwerpen, materialen en (grond)stoffen vaststellen en deze verwoorden.
IDW F1 nat.ver. 1 B.5 Stoffen, materialen en voorwerpen indelen op basis van kenmerken.
IDW F1 nat.ver. 1 B.4 Gangbare materialen ordenen aan de hand van eenvoudige, zelf gevonden criteria.
01.02. MINIMUMDOELEN
[K] 3.4.1 De kleuters kunnen grondstoffen en materialen sorteren op basis van waarneembare eigenschappen.
[4] 3.4.1 De leerlingen kennen de volgende begrippen.
de materie, natuurlijk, synthetisch
omkeerbare reactie, niet-omkeerbare reactie
< bv. zout lost op in water, zout kan terug van het water gescheiden worden door het water te laten verdampen, verbranding is niet-omkeerbaar >
01.02. KENNIS - WAAR GAAT HET OVER
Materiaalkunde
Soms wordt ook de term "materiologie" gebruikt in academische en ontwerpscontexten, vooral in de wereld van design, architectuur, kunst en wetenschap, om te verwijzen naar de systematische studie van materialen, hun eigenschappen, toepassingen, oorsprong en impact op mens en milieu.
Indeling
Hout
Materiaal afkomstig van bomen, vaak gebruikt voor meubels, bouw en gebruiksvoorwerpen.
Papier en karton
Dunne en dikkere vezelmaterialen gemaakt uit houtpulp, gebruikt voor schrijven, verpakken en knutselen.
Leder
Sterk en soepel materiaal gemaakt uit dierenhuid, vaak gebruikt voor schoenen, tassen en meubels.
Metalen
Sterke, harde en meestal glanzende materialen die goed geleiden, zoals ijzer, koper en aluminium.
Glas en keramiek
Breekbare, harde materialen. Glas is doorzichtig, keramiek wordt gebakken uit klei (zoals porselein en aardewerk).
Plastic
Kunstmatig materiaal gemaakt uit aardolie, licht en vormbaar, gebruikt in ontelbare producten.
Composieten
Materialen die bestaan uit een combinatie van twee of meer stoffen om samen sterker of lichter te zijn (zoals vezelversterkt plastic of triplex).
Textiel
Geweven of gebreide materialen van vezels zoals katoen, wol of polyester, gebruikt voor kleding en stoffen.
Stenen
Natuurlijk, hard materiaal uit de aardkorst, zoals marmer, graniet of kalksteen, vaak gebruikt in bouw en beeldhouwkunst.
Beton
Kunstmatig bouwmateriaal gemaakt uit cement, zand, water en grind, zeer stevig en duurzaam.
Indeling van organische materialen en stoffen
Natuurlijke organische materialen
Afkomstig van planten of dieren, niet chemisch bewerkt.
Criteria: oorsprong uit de natuur, weinig of geen bewerking, biologisch afbreekbaar.
Hout: van bomen (bv. eik, dennenhout)
Papier en karton: gemaakt van houtvezels of plantenvezels
Leder: van dierlijke huiden
Textiel (natuurlijk): katoen (plant), wol (schaap), zijde (rups)
Kurken: uit de bast van de kurkeik
Natuurlijke rubber: uit latexsap van rubberbomen
Synthetische organische materialen
Door mensen gemaakt uit aardolie of natuurlijke stoffen, vaak niet biologisch afbreekbaar.
Criteria: bewerkt of kunstmatig, meestal niet afbreekbaar in de natuur, vaak afkomstig van aardolie.
Plastic: kunststof zoals PET, PVC, nylon
Composieten: combinatie van materialen, vaak met kunststof als bindmiddel (bv. glasvezelversterkt kunststof)
Synthetisch textiel: polyester, acryl, nylon
Kunstleder: plastic laag op textielbasis
Lijmen en harsen: epoxylijm, siliconen
Afgeleide organische stoffen (chemische stoffen uit levende oorsprong)
Criteria: chemische verbindingen gebaseerd op koolstof, afkomstig van organismen.
Ethanol: uit gisting van suiker of zetmeel
Biogas: uit vergisting van organisch afval
Plantaardige oliën en vetten: zonnebloemolie, kokosvet
Dierlijke vetten: boter, reuzel
Eiwitten, suikers, zetmeel: bouwstoffen in voeding en bioplastics
Andere indelingen op basis van een criterium.
Op basis van aggregatietoestand (toestand bij kamertemperatuur)
Criterium: Vast, vloeibaar of gas
Vast: hout, metaal, steen
Vloeibaar: water, olie, melk
Gas: lucht, zuurstof, koolstofdioxide
Op basis van doorlaatbaarheid voor licht
Criterium: Hoeveel licht erdoor kan
Transparant: glas, helder plastic
Translucent (doorschijnend): matglas, dun papier
Opaak (ondoorzichtig): hout, metaal
Op basis van warmtegeleiding (isolator of geleider)
Criterium: Hoe goed warmte wordt doorgelaten
Geleiders: metaal, koper
Isolatoren: hout, plastic, kurk
Op basis van elektrische geleiding
Criterium: Leidt het elektriciteit?
Geleiders: metaal, grafiet
Isolatoren: rubber, glas, plastic
Op basis van buigzaamheid (flexibiliteit)
Criterium: Kan het buigen zonder te breken?
Flexibel: rubber, plastic folie
Stijf of bros: glas, keramiek
Op basis van oorsprong
Criterium: Waar komt het vandaan?
Natuurlijk materiaal: hout, katoen, wol
Kunstmatig materiaal: plastic, nylon, polyester
Op basis van gebruiksdoel
Criterium: Waar wordt het voor gebruikt?
Constructiemateriaal: beton, baksteen
Isolatiemateriaal: glaswol, piepschuim
Verpakkingsmateriaal: karton, plastic folie
01.02. SUGGESTIES ACTIVITEITEN
01.02.01 Materiaaldetectives
Laat de leerlingen alledaagse voorwerpen onderzoeken (zoals een drinkfles, schoen, bril, fietsbel) en noteren uit welke materialen ze bestaan (bv. metaal, plastic, rubber, glas…). Laat hen ontdekken waarom net dat materiaal werd gebruikt. "Waarom is een pan van metaal en het handvat van hout of plastic?"
01.02.02 Sterkte- en buigtest
Laat leerlingen verschillende materialen testen op stevigheid, buigzaamheid of breekbaarheid (bv. karton, plastic, hout, aluminiumfolie, piepschuim). Ze bouwen brugjes of torens en testen welke het meeste gewicht kan dragen. "Welke materialen zijn het sterkst en waarom?"
01.02.03 Waterproef: Wat is waterdicht?
Laat kinderen materialen testen op waterdichtheid door er druppels water op te laten vallen of door ze in een bakje met water te leggen. Laat ze voorspellen, testen, en besluiten. "Waarom zijn regenjassen niet van katoen gemaakt?"
01.02.04 Sorteerlab: materialen hergebruiken
Breng allerlei afvalmaterialen binnen (proper natuurlijk): karton, blikjes, plastiek, kurken, folie, touw… en laat leerlingen ze sorteren op materiaalsoort. Koppel dit aan recyclage en duurzame keuzes. "Welk materiaal is makkelijk herbruikbaar of recycleerbaar?"
01.02.05 Gevoelsproef met stoffen
Laat leerlingen geblinddoekt verschillende materialen voelen (wol, katoen, leder, plastic, metaal…). Ze beschrijven wat ze voelen en raden het materiaal. Bespreek waarvoor die stoffen worden gebruikt. "Voel jij wat warm aanvoelt of wat glad is?"
01.02. MOGELIJKE LINKEN
Digitale geletterdheid – computationeel denken
Digitale sorteeropdracht: leerlingen maken in Scratch een spel waarbij objecten in de juiste materiaalgroep moeten vallen (hout, metaal, steen, kunststof...).
Beslissingsboom: bouwen van een algoritme: “Is het hard/zacht? → geleidend/niet-geleidend? → natuurlijk/kunstmatig?”
Gezondheid – Motorische competenties
Bewegingsspel: leerlingen beelden materiaalsoorten uit (metaal = sterk en stijf bewegen, rubber = elastisch, water = vloeiend).
Parcours: materialen herkennen op gevoel (blinddoek, voelen en ordenen: glad, ruw, zwaar, licht).
Gezondheid – Motorische competenties
Bewegingsspel: leerlingen beelden materiaalsoorten uit (metaal = sterk en stijf bewegen, rubber = elastisch, water = vloeiend).
Parcours: materialen herkennen op gevoel (blinddoek, voelen en ordenen: glad, ruw, zwaar, licht).
Gezonde en veilige levensstijl
Voeding: materialen in de keuken → glas, plastic, hout, metaal; waarom kies je bepaald materiaal (hygiëne, veiligheid, duurzaamheid)?
EHBO: verband tussen materiaalkeuze en veiligheid (pleisters → huidvriendelijk, helmen → schokabsorberend).
Mentaal welbevinden
Eigenschappen als metafoor: “Soms voel ik me hard als steen, soms zacht als wol.” → gesprek over gevoelens.
Samenwerken: klas verdeelt zich in ‘materiaalteams’ die samen een bouwwerk maken → ervaren dat ieder “materiaal” (en ieder kind) een eigen waarde heeft.
Financieel-economische competenties
Beroepen: timmerman, loodgieter, modeontwerper → werken allemaal met specifieke materialen.
Consumeren: prijsverschillen bespreken tussen producten (plastic vs. hout vs. metaal), inclusief duurzaamheid en milieu-impact.
Ik en de wereld – Natuur
Biotooponderzoek: wat is natuurlijk (hout, steen, wol) en wat is door mensen gemaakt (plastic, beton)?
Menselijk lichaam: botten = hard, spieren = elastisch → ook ons lichaam bestaat uit “materialen”.
Ik en de wereld – Ruimte
Oriënteren: materialen in de buurt ontdekken (stenen in gebouwen, hout in speeltuigen, metaal in fietsen).
Klimaat en milieu: discussie: welk materiaal is milieuvriendelijker (plastic vs. glas vs. papier)? → recyclageproces bekijken.
Ik en de wereld – Tijd
Historische indeling: Steentijd, Bronstijd, IJzertijd = geschiedenis vanuit materiaalkunde.
Kalender: materialen die seizoensgebonden zijn (wol in de winter, katoen in de zomer).
Ik en de wereld – Maatschappij
Diversiteit: gebruik van materialen wereldwijd (lemen huizen in Afrika, iglo’s in het noorden, wol in herdersculturen).
Burgerschap: omgaan met afval en recyclage → materialen scheiden.
Ik en de wereld – Natuurkundige verschijnselen
Experimenten: drijven/zinken, geleiden/niet-geleiden (elektriciteit, warmte), magnetisch/niet-magnetisch.
Indelingsoefeningen: bouw een matrix en laat leerlingen materialen testen en indelen op eigenschappen.
Ik en de wereld – Verkeer
Materialen in verkeer: reflecterende verf, fluohesjes, autogordels → waarom net dat materiaal?
Fiets: analyseer welke materialen gebruikt worden en waarom (rubber voor banden, aluminium voor frame).
Frans
Woordenschat: basiswoorden rond materialen (le bois, le métal, le verre, le plastique).
Tweetalig museum: klas maakt een tentoonstelling van materialen met labels in NL en FR.
Nederlands
Eigenschappen beschrijven: woorden verzamelen (hard, bros, glad, ruw, elastisch).
Verhalend schrijven: fantasieverhaal waarin een materiaal de hoofdrol speelt (bv. “Ik ben een stuk hout en dit is mijn reis”).
Wiskunde
Meten en wegen: massa, volume, dichtheid van materialen.
Grafieken maken: resultaten van experimenten (bijv. drijven/zinken of sterkte van bruggen van verschillende materialen).
Kunst en cultuur – Beschouwen
Kunstwerken bekijken: hoe gebruiken kunstenaars materialen (marmeren beelden, bronzen beelden, moderne kunst met plastic).
Kunst en cultuur – Onderzoeken en creëren
Beeldend werken: collage of sculptuur uit verschillende materialen.
Drama: leerlingen spelen een “materiaal” (hoe beweegt een veer vs. steen?).
Muziek: geluidsexperiment met materialen (houtblok, metaalstaven, plastic flessen).
Kunst en cultuur – Creativiteit en verbeelding
Fantasieopdracht: ontwerp een “supermateriaal” (combinatie van eigenschappen → bv. zo licht als lucht, zo sterk als staal).
Kunst en cultuur – Presenteren
Eindtentoonstelling: “Ons materiaalmuseum” waarin kinderen hun onderzoek, creaties en experimenten presenteren.
Toneelstuk of presentatie: materialen krijgen een stem en vertellen waarom ze belangrijk zijn.
Ik en de wereld - Natuurkundige verschijnselen: Warm of koud? Gevoelstemperatuur
Laat leerlingen verschillende materialen voelen die in dezelfde ruimte liggen (bv. hout, metaal, plastic) en bespreken wat koud of warm aanvoelt. Koppel dit aan geleiding van warmte. "Waarom voelt metaal kouder aan dan hout, terwijl ze even lang in de klas lagen?" IDW nat.ver. 05.04. Warmte geleiden/isoleren
01.02. STEM-UITDAGINGEN