05.05. LEERPLANDOEL(EN) OVSG LEERLOKAAL
IDW F3 nat.ver. 5 B.5 Een verandering van toestand van stoffen en materialen door inwerking van warmte onderzoeken en vaststellen.
05.05. MINIMUMDOELEN
[4] 3.5.1 De leerlingen kennen de volgende begrippen:
de aggregatietoestand, vast, vloeibaar, gasvormig, smelten, stollen, verdampen, condenseren, het smeltpunt, het kookpunt.
[4] 3.5.7 De leerlingen kennen aggregatietoestanden:
de faseovergangen
de relatie tussen temperatuur en faseovergangen
05.05. KENNIS - WAAR GAAT HET OVER
Wat zijn aggregatietoestanden?
Aggregatietoestanden zijn de vormen waarin een stof kan voorkomen: als vast, vloeibaar of gas.
Een stof kan van de ene toestand in de andere veranderen door verwarmen of afkoelen.
Vast
De stof heeft een vaste vorm en blijft altijd hetzelfde als je het niet aanraakt.
De deeltjes zitten dicht bij elkaar en trillen een beetje.
Voorbeelden: IJsblokje, steen, hout, chocoladereep
Vloeibaar
De stof neemt de vorm aan van het potje of glas waarin het zit.
De deeltjes kunnen langs elkaar glijden, maar blijven samen.
Voorbeelden: Water, sap, melk, olie
Gas
Een gas heeft geen vaste vorm en vult de hele ruimte waarin het zit.
De deeltjes zitten ver uit elkaar en bewegen snel door elkaar heen.
Voorbeelden: Lucht, stoom uit een theeketel, adem
Hoe verandert een stof van toestand?
Smelten: Vast → Vloeibaar (IJs smelt tot water)
Stollen: Vloeibaar → Vast (Gesmolten chocolade stolt)
Verdampen: Vloeibaar → Gas (Water kookt en wordt stoom)
Condenseren: Gas → Vloeibaar (Waterdamp wordt druppels op koud raam)
Bevriezen: Vloeibaar → Vast (Water wordt ijs in de diepvries)
Inwerking van warmte kan dus een verandering van toestand van stoffen en materialen veroorzaken.
Welke methodes kennen we om een stof van toestand te laten veranderen?
Verwarmen → Dit is het warmer maken van een stof, zodat ze kan smelten, verdampen of uitzetten.
Koelen → Dit is het kouder maken van een stof, zodat ze kan stollen, condenseren of krimpen.
Koken → Dit is het sterk verwarmen van een vloeistof totdat er bellen ontstaan en de vloeistof verandert in damp.
De druk aanpassen → Dit is het veranderen van hoe hard de lucht of een gas tegen iets duwt, waardoor stoffen sneller of trager van toestand kunnen veranderen.
Mogelijke bijkomende fysieke gevolgen van faseveranderingen
Uitzetten → Stoffen nemen meer plaats in bij verwarmen (bv. metalen brugdelen, luchtballon).
Krimpen → Stoffen nemen minder plaats in bij afkoelen.
Barsten of scheuren → Door plotse of ongelijke uitzetting (bv. water in fles bevriest).
Dampen / geuren verspreiden → Bij verdampen of sublimeren.
Ontbranding / verkoling → Als stoffen te sterk worden verhit ( let op, dit is een chemisch proces, géén faseverandering).
05.05. SUGGESTIES ACTIVITEITEN
05.05.01 Watercyclus model
Maak een eenvoudig model van de watercyclus met behulp van een glazen pot, water, plasticfolie en een elastiekje.
Laat leerlingen een glazen pot vullen met heet water en de bovenkant bedekken met plasticfolie. Plaats ijsblokjes op de folie en observeer hoe waterdruppels zich vormen aan de binnenkant van de pot.
Laat leerlingen observeren hoe water verdampt, condenseert en weer neerslaat.
05.05.02 Smelten en bevriezen
Laat leerlingen ijsblokjes smelten en water bevriezen in de vriezer.
Bespreek de veranderingen in de aggregatietoestanden en de energie die nodig is voor deze veranderingen.
05.05.03 Sublimatie experiment
Gebruik droogijs (vast koolstofdioxide) om te laten zien hoe een vaste stof direct in een gas kan veranderen zonder vloeibaar te worden. Laat leerlingen observeren en noteren wat er gebeurt.
05.05.04 Water wordt ijs
n deze activiteit onderzoeken leerlingen wat er gebeurt met water wanneer het sterk wordt afgekoeld. Ze plaatsen een fles water in de vriezer en observeren hoe het langzaam stolt en ijs wordt. Zo leren ze op een concrete manier over temperatuur, warmteverlies en de overgang van vloeibaar naar vast.
05.05. MOGELIJKE LINKEN
Ruimte (aardrijkskunde)
Weer en klimaat
Wolken, mist, regen en sneeuw zijn verschillende aggregatietoestanden van water.
Waterdamp (gas) condenseert tot wolk (vloeistof) → regent → bevriest tot sneeuw of hagel.
Natuurverschijnselen
Lava (vloeibaar gesteente) stolt tot vaste steen → voorbeeld van stolling in de natuur.
Digitale geletterdheid – computationeel denken
Activiteit:Gebruik digitale temperatuursensoren of een micro:bit om te meten bij welke temperatuur ijs smelt of water kookt. Laat leerlingen voorspellen, meten en grafieken genereren.
Koppeling: Data verzamelen en interpreteren, algoritmisch redeneren (“als de temperatuur stijgt boven 0 °C → ijs smelt”).
Doel: Leren meten, voorspellen en data-analyse koppelen aan natuurkundig inzicht.
Gezondheid – Motorische competenties
Activiteit: Bewegingsspel “Van vast naar vloeibaar”: leerlingen beelden de drie aggregatietoestanden uit:
vast → dicht tegen elkaar stilstaan,
vloeibaar → langzaam bewegen,
gas → vrij rondlopen.
Doel: Lichaamsbewustzijn en motorische expressie koppelen aan begrippen van natuurkunde.
Gezonde en veilige levensstijl
Activiteit: Kookactiviteit: smelten van chocolade of boter om te tonen hoe warmte stoffen doet veranderen. Bespreek voedselveiligheid en het belang van temperatuur (vb. rauw vlees niet laten smelten op kamertemperatuur).
Doel: Inzicht in temperatuur bij voedselbereiding en hygiëne.
Mentaal welbevinden
Activiteit: Gesprek over verandering als metafoor: net zoals ijs in water verandert, veranderen ook mensen door omstandigheden — hoe ga je om met ‘smelten’, ‘bevriezen’ of ‘veranderen’?
Doel: Emotioneel bewustzijn en veerkracht koppelen aan natuurfenomeen.
Financieel-economische competenties
Activiteit: Bespreek het belang van temperatuurcontrole in beroepen: bakker, kok, chemicus, klimaatinstallateur, ijsjesverkoper…
Doel: Kennismaken met beroepswerelden waar temperatuur en aggregatietoestanden belangrijk zijn.
Natuur
Activiteit: Bestudeer het water in de natuur: hoe verdampt het uit rivieren, condenseert tot wolken en bevriest tot sneeuw of ijs?
Koppeling: Waterkringloop = toepassing van aggregatietoestanden.
Doel: Natuurkundig proces koppelen aan natuurlijke ecosystemen.
Ruimte
Activiteit: Vergelijk klimaatzones: waarom blijft water bevroren op de polen maar verdampt het snel in de woestijn?
Doel: Klimaatverschillen verklaren vanuit temperatuur en warmte-energie.
Tijd
Activiteit: Bekijk hoe mensen vroeger ijs bewaarden vóór de koelkast (ijsputten, ijshuizen) en hoe koelingstechnieken evolueerden.
Doel: Historisch perspectief op temperatuurbeheersing en technologie.
Maatschappij
Activiteit: Praat over toegang tot schoon water en hoe hittegolven of vorst mensen wereldwijd beïnvloeden.
Doel: Burgerschapsvorming via klimaat, duurzaamheid en solidariteit.
Milieu / duurzaamheid
Watergebruik
Begrip ontwikkelen van de kringloop van water (verdamping, condensatie, neerslag).
Bespreken van duurzaam omgaan met water.
Energieverbruik
Smelten, koken, verdampen → vraagt energie.
Denken over energiebesparing bij verwarmen of koelen.
Verkeer
Activiteit: Bespreek gladheid door bevriezing – waarom is een bevroren weg gevaarlijk, en wat doet strooizout met ijs?
Doel: Praktische toepassing van smeltprocessen en verkeersveiligheid.
Frans
Activiteit: Leerwoorden: chaud, froid, glace, eau, vapeur, fondre, geler, bouillir.
Laat leerlingen in eenvoudige zinnen zeggen wat er gebeurt bij een proefje.
Doel: Functioneel Frans in context.
Nederlands
Activiteit: Laat leerlingen een observatieverslag schrijven van een proef (“Wat gebeurt er als je ijs verwarmt?”). Of: schrijf een gedicht over “smelten” of “verdampen” als metafoor.
Schrijven van een stappenplan of verslag over een proefje met faseveranderingen.
Taalsteun bij hypothese en conclusie (“Ik denk dat…”, “Ik zie dat…”).
Doel: taalgericht leren in wetenschap én poëzie.
Woordenschatontwikkeling
Invoeren van wetenschappelijke termen: smelten, verdampen, condenseren, stollen.
Verwoorden van waarnemingen: “Wat zie ik gebeuren?”, “Wat voel ik?”
Wiskunde
Activiteit: Laat leerlingen temperatuurmetingen uitvoeren op vaste tijdstippen en resultaten in een tabel of grafiek zetten.
Doel: Datarepresentatie en getalbegrip koppelen aan waarnemingen.
Meten en vergelijken
Volume en massa meten van vaste stoffen en vloeistoffen.
Meten van temperatuur bij het smeltpunt of kookpunt.
Grafieken en tabellen
Temperatuurverloop tekenen bij het opwarmen/afkoelen van water.
Data registreren bij experimenten (bv. hoeveel tijd tot smelten).
Kunst en cultuur – Beschouwen
Activiteit: Bekijk schilderijen waarin sneeuw, mist of regen te zien is (bv. Monet, Turner) en bespreek hoe kunstenaars sfeer oproepen met aggregatietoestanden.
Doel: visuele interpretatie van warmte, kou en verandering.
Kunst en cultuur – Onderzoeken en creëren
Activiteit: Maak kunst met ijs (ijsblokjes met kleurstof laten smelten op papier), of experimenteer met was die stolt tot vormen.
Tekenen of schilderen van water in de drie toestanden (ijsberg, regenwolk, dampslierten).
Kunstproject: gieten van gesmolten kaarsvet of chocolade.
Doel: materialen onderzoeken en fysische processen creatief benutten.
Creativiteit en verbeelding
Activiteit: Verzin een verhaal waarin een personage zelf van aggregatietoestand verandert (bv. van ijs naar mist).
Aggregatietoestanden uitbeelden met het lichaam: vast (stijf), vloeibaar (vloeiend), gas (zwevend).
Doel: creatief denken en natuurkundige concepten verinnerlijken.
Presenteren van eigen creaties
Activiteit: Organiseer een “Warmte & Water Show”: leerlingen demonstreren hun proefjes, tonen hun kunstwerken en presenteren wat ze leerden over smelten, stollen, verdampen.
Doel: communicatievaardigheden, samenwerking en reflectie.
Natuurwetenschappen
Energie en temperatuur
Warmte toevoegen = faseverandering → energie verandert de toestand van een stof.
Begrippen als smeltpunt, kookpunt, verdamping en condensatie.
Experimenten
Water koken en condenseren → eenvoudig kringloopje.
Chocolade smelten, water bevriezen, ijs smelten onder zonlicht.
05.05. STEM-UITDAGINGEN