Luchttemperatuur is de warmte van de lucht om ons heen, maar voorwerpen kunnen warmer of kouder zijn, omdat hun moleculen bij verwarming sneller bewegen en verder uit elkaar gaan, waardoor de dichtheid verandert.
Water vormt daarop een uitzondering, want ijs zet uit en wordt juist lichter dan vloeibaar water.
Ook luchtmoleculen bewegen trager en komen dichter bij elkaar wanneer de lucht afkoelt.
De zon is onze belangrijkste warmtebron, waarbij de invalshoek van zonlicht bepaalt hoeveel warmte het aardoppervlak ontvangt, wat verklaart waarom het in de zomer warmer is dan in de winter en waarom steden warmte langer vasthouden dan landelijke gebieden.
Hieronder vind je onze verschillende hoofdstukjes van 'Warmte en temperatuur':
Hieronder vind je de bijhorende leerplandoelen, van onder naar boven, in de verschillende fasen.
IDW F4 nat.ver. 5 B.8
Eenvoudige toepassingen en fenomenen die gebaseerd zijn op de kennis over warmte toelichten.
IDW F4 nat.ver. 5 B.7
Van warmte-energie weten dat ze kan worden overgedragen via vaste stoffen (geleiding), via water of lucht of via stralen zoals bij de zon.
IDW F4 nat.ver. 5 B.6
In een onderzoek vaststellen dat sommige materialen goede warmtegeleiders zijn en andere isoleren.
IDW F4 nat.ver. 5 B.5
Een verandering van toestand van stoffen en materialen door inwerking van warmte onderzoeken en vaststellen.
IDW F4 nat.ver. 5 B.3
Onder begeleiding minstens één natuurlijk verschijnsel dat ze waarnemen in verband met warmte en temperatuur via een eenvoudig onderzoek toetsen aan een hypothese.