03.03. LEERPLANDOEL(EN) OVSG LEERLOKAAL
IDW F4 nat.ver. 3 B.8 Van energie weten dat er meerdere omzettingsvormen zijn.
IDW F3 nat.ver. 3 B.5 In concrete situaties vaststellen en verwoorden welke vormen van energie zorgen voor beweging, licht, kracht, warmte, geluid.
03.03. MINIMUMDOELEN
[4] 3.5.1 De leerlingen kennen de volgende begrippen:
de energie, de energie-omzetting
[6] 3.5.1 De leerlingen kennen de volgende begrippen:
de energieomzetting
[6] 3.5.3 De leerlingen kennen energie:
kernenergie
elektrische energie
chemische energie. < bv. biomassa, fossiele energie >
03.03. KENNIS - WAAR GAAT HET OVER
Wat is een energieomzetting?
Een energieomzetting is het proces waarbij energie van de ene vorm wordt omgezet in een andere vorm. Energie kan niet verdwijnen, maar verandert van vorm tijdens het gebruik.
Voorbeelden van energieomzettingen:
In een gloeilamp
Elektrische energie → lichtenergie + warmte-energie
In een auto (op benzine)
Chemische energie (in brandstof) → bewegingsenergie + warmte
In een windmolen
Bewegingsenergie (van de wind) → elektrische energie
In een zonnepaneel
Lichtenergie (van de zon) → elektrische energie
In je lichaam
Chemische energie (uit voeding) → bewegingsenergie, warmte, groei
In een waterkrachtcentrale
Zwaarte-energie (vallend water) → bewegingsenergie → elektrische energie
In een batterij die een zaklamp doet branden
Chemische energie → elektrische energie → lichtenergie + warmte
Belangrijk
Bij bijna elke energieomzetting gaat een deel van de energie verloren als warmte, die we meestal niet gebruiken. Daarom zijn sommige apparaten efficiënter dan andere.
03.03. SUGGESTIES ACTIVITEITEN
03.03.01 Dynamo of fietslamp demonstratie
Toon een fiets met een dynamo of een filmpje waarin een fietser trapt en het lampje aangaat. Bespreek samen hoe bewegingsenergie wordt omgezet in elektrische energie en vervolgens in licht. Laat de leerlingen zelf beschrijven wat ze zien gebeuren.
03.03.02 Bouw een kettingreactie (Rube Goldberg)
Laat leerlingen in groepjes met materialen zoals dominostenen, knikkers en autootjes een eenvoudige kettingreactie bouwen. Ze beschrijven welke bewegingen en energieveranderingen plaatsvinden bij elke stap van de ketting. Zo ontdekken ze op een speelse manier hoe energie wordt doorgegeven en omgezet.
03.03.03 Energieomzetting tekenen
Laat de leerlingen een tekening maken van een voorwerp dat energie gebruikt, zoals een haardroger, een mixer of een zonnepaneel. Ze tekenen pijlen die aanduiden welke energie er in gaat (bv. elektriciteit of zonlicht) en welke eruit komt (bv. warmte, beweging of licht).
03.03.04 De wind als kracht
In deze activiteit bezoeken leerlingen een oude molen om te ontdekken hoe windenergie kan worden omgezet in bewegingsenergie. Ze observeren hoe de draaiende wieken via tandwielen en assen andere onderdelen van de molen laten bewegen. Zo leren ze op een concrete manier over energieomzetting en hoe natuurlijke krachten kunnen worden gebruikt om arbeid te verrichten.
03.03.05 De fietsdynamo aan het werk
In deze activiteit onderzoeken leerlingen hoe een fietsdynamo werkt. Door aan het voorwiel van een fiets te draaien, zien ze het licht branden en ontdekken ze dat de beweging van het wiel wordt omgezet in elektrische energie. Wanneer de dynamo losgekoppeld wordt, blijft het licht uit. Zo leren ze op een concrete manier over energieomzetting van bewegingsenergie naar elektrische energie.
03.03. MOGELIJKE LINKEN
Gezondheid – Motorische competenties
Bewegingsspel: leerlingen zetten voedselenergie om in beweging → springtouwen, fietsen → warmte op hun huid.
Fietsproef: fietsen op een hometrainer die een lampje doet branden.
Gezonde en veilige levensstijl
Voeding = brandstof: waar halen mensen hun energie vandaan? (suikers → spierkracht).
EHBO-link: risico’s bij verkeerde energieomzettingen (brandwonden bij warmte, elektrocutie).
Mentaal welbevinden
Energie in jezelf: praten over wat hen energie geeft of kost (rust, sport, vriendschap).
Metafoor: emoties zijn als energie die soms moet worden omgezet (boosheid → creativiteit).
Financieel economische competenties
Beroepen: elektricien, windmolenbouwer, kok (zet voedsel in energie om).
Consumeren: vergelijken van toestellen met verschillende energieomzettingen (ledlamp vs. gloeilamp).
Natuur
Voedselketens: zonlicht → planten (chemische energie) → dieren (bewegingsenergie).
Lichaam: ademhaling zet chemische energie om in warmte en beweging.
Ruimte
Weer en klimaat: windenergie → elektriciteit, zonlicht → zonnepaneel.
Oriënteren: energiebronnen in de eigen omgeving (windmolens, zonnepanelen).
Tijd
Historisch perspectief: hoe mensen energiebronnen en omzettingen gebruikten doorheen de tijd (van vuur tot kernenergie).
Tijdsbegrippen: energiebesparing toen en nu (kachel vs. warmtepomp).
Maatschappij
Burgerschap: gezamenlijke verantwoordelijkheid om energie duurzaam om te zetten.
Diversiteit: toegang tot energie in rijke en arme landen → ongelijkheid.
Energieverbruik in het dagelijks leven bespreken.
Duurzame keuzes bespreken (bv. zonne-energie vs. fossiele brandstoffen).
Beroepen in de energiesector verkennen (elektricien, ingenieur, windmolenbouwer…).
Natuurkundige verschijnselen
Experimenten:
wrijving → warmte (handen wrijven),
batterij → elektrische energie → lampje (licht + warmte),
zonnepaneel → elektrische energie → geluid van een buzzer.
Kettingreacties: leerlingen ontwerpen een Rube Goldberg-machine waarin veel omzettingen plaatsvinden.
Verkeer
Fiets: beweging → elektriciteit (dynamo) → licht.
Auto’s: chemische energie (benzine) → beweging + warmte + geluid.
Frans
Woordenschat: l’énergie solaire, la chaleur, l’électricité, la lumière.
Oefening: kinderen beschrijven in eenvoudige zinnen een energieomzetting (Le soleil donne de la lumière et de la chaleur).
Nederlands
Beschrijvingen maken van energieomzettingen bij dagelijkse voorwerpen (bv. een mixer, een windmolen).
Een stappenplan of verslag schrijven van een energieproef.
Technische instructies lezen
Lezen: teksten over verschillende energievormen en omzettingen.
Schrijven: verslag van een proef (“Welke omzettingen zagen we?”).
Verbeelden: een verhaal schrijven waarin energie een hoofdrol speelt (energie als superheld).
Wiskunde
Tijd meten bij experimenten (bv. hoe snel warmt water op met of zonder deksel?).
Resultaten van metingen (temperatuur, tijd) in tabellen zetten en vergelijken.
Berekeningen maken rond energiegebruik of kosten (bv. hoeveel kost een lamp als die x uren brandt?).
Metingen: temperatuur meten bij wrijving → grafiek maken.
Rekenen: hoeveel energie levert voeding op (kilocalorieën) → hoeveel beweging komt overeen?
Tabellen: omzettingen vergelijken in schema’s.
Kunst en cultuur – Beschouwen
Kunstinstallaties bekijken die werken met licht of beweging (bv. kinetische kunst).
Kunst en cultuur – Onderzoeken en creëren
Dans: energieomzettingen uitbeelden (stil → sprong → geluid → stilte).
Drama: toneelstuk over “de reis van energie”.
Muziek: slagwerk als omzetting van bewegingsenergie in geluid.
Kunst en cultuur – Creativiteit en verbeelding
Ontwerpen: een fantasie-apparaat dat verschillende energieomzettingen doet (bv. lach → muziek → licht).
Strip of tekening: “Energie in 10 gedaantes”.
Kunst en cultuur – Presenteren
Wetenschapsbeurs: kinderen tonen een proef met een energieomzetting en leggen die zelf uit.
Theatervoorstelling: een energieketen verbeelden in beweging, geluid en licht.
Muzische vorming
Stripverhaal of prentenreeks maken over de reis van energie (bv. van zon tot licht in huis).
Bewegingskunst: een choreografie maken die een energieomzetting verbeeldt (bv. van zonlicht naar plantengroei).
Geluidsexperimenten linken aan klankkleur en ritme.
03.03. STEM-UITDAGINGEN