DE BEDENK-FASE
In de vorige ontdek-fase hebben we het probleem helder in kaart gebracht. In deze bedenk-fase gaan we nu op zoek naar mogelijke oplossingen. We verzamelen zoveel mogelijk ideeën en kiezen uiteindelijk de beste optie om verder uit te werken. Je kunt deze fase ook zien als een brainstorm.
Om dit gestructureerd aan te pakken, verdelen we de fase in twee stappen.
STAP 1: VERBREDEN - DIVERGEREN - IDEE-GENERATIEFASE
In dit eerste deel verzamel je zoveel mogelijk ideeën en oplossingen voor het probleem.
Probeer nieuwe en unieke invalshoeken te vinden om het probleem te benaderen en verdeel het eventueel in kleinere deelproblemen.
In deze fase kan en mag alles; niets is fout of onmogelijk.
WOORDVERBOD
Positief, stimuleer, niks is fout, alles kan
Zinnen zoals “Ja, maar…”, “Bestaat al…”, “Daar hebben we het geld niet voor…” of “Al geprobeerd…” kunnen het creatieve proces flink remmen.
In deze fase draait het juist om openheid en nieuwe ideeën, zonder beperkingen of kritiek.
Op zich is er niets mis met deze opmerkingen, maar spaar ze voor een later moment in het proces.
Zo blijft de brainstorm vrij, ontstaan er verrassende ideeën en durft iedereen mee te denken zonder angst voor fouten.
GELE KAART
Subtiele terechtstelling
Soms kan iemand het niet laten om tijdens deze fase te oordelen of kritiek te geven. Zeg dan niet dat die persoon moet zwijgen, maar toon eenvoudigweg de ‘gele kaart’.
Dat is een speelse en respectvolle manier om te laten weten dat dit niet het moment is voor kritiek. De boodschap zal meteen duidelijk zijn, zonder de sfeer te verstoren.
DE BRAINPURGE
Leegmaken, eerste snelle geachten
Maak je hoofd leeg met een ‘purge’. Begin met het delen van de meest voor de hand liggende ideeën – diegene die meteen in je opkomen. Schrijf ze op, bespreek ze kort en laat ze daarna los. Zo maak je ruimte voor frisse, originele ideeën. Deze oefening wordt ook wel een purge (zuivering) of braindump (hersendumping) genoemd.
Tijdens de purge krijgen leerlingen de kans om zonder druk of stress (“ik moet nu iets creatiefs verzinnen”) hun eerste gedachten te uiten. Het is een ideale manier om het denkproces op gang te brengen.
Na de purge heb je meestal al een hele reeks ideeën om op verder te bouwen. De basis is gelegd, de spanning valt weg en de geesten zijn klaar voor het echte denkwerk.
GESPREK – CREATIEF KRINGGESPREK
Communicatie, interactie, inspiratie, kennisdeling
Een creatief gesprek is eigenlijk samen divergent denken: er is ruimte voor alle ideeën en je bouwt voort op elkaars inbreng. Je kunt het zien als een denkspel waarin je samen speelt met gedachten, fantaseert en experimenteert. Tijdens zo’n gesprek ontstaan vaak verrassende nieuwe ideeën, vragen en oplossingen.
Belangrijke kenmerken van een creatief kringgesprek zijn dat iedereen zich alles hardop mag afvragen, dat er geen goed of fout is, en dat je openstaat voor elke richting — ook voor zijwegen en onverwachte wendingen. Er is geen vast plan of vooraf bepaalde uitkomst; hoogstens heb je een paar open vragen klaar om het gesprek op gang te houden.
Als leerkracht fungeer je als vertaler tussen de leerlingen: je helpt hen om elkaar te begrijpen en stimuleert hun nieuwsgierigheid. Jij weet ook niet precies waar het gesprek heen zal gaan — en juist dat maakt het boeiend en inspirerend voor de hele groep.
Variant: praatkaartjes
Elke leerling krijgt twee praatkaartjes. Wanneer iemand iets wil zeggen, legt hij of zij een kaartje in het midden van de tafel. De rest luistert dan aandachtig. Zodra alle kaartjes op zijn, worden ze opnieuw verdeeld. Zo krijgt iedereen evenveel ruimte om mee te praten en blijft het gesprek in balans.
PROBLEEM TEKENEN
Visualisatie, ruimtelijk inzicht
De leerkracht start met een eenvoudige tekening van het probleem om de situatie te verhelderen. Daarna tekenen de leerlingen, elk afzonderlijk, hun idee voor een mogelijke oplossing.
Ze mogen korte toelichtingen toevoegen met woorden, maar er wordt niet gepraat tijdens het tekenen.
Wanneer een leerling klaar is of zijn blad vol heeft, legt hij het vel in het midden van de tafel. Vervolgens neemt hij een nieuw vel, dat leeg kan zijn of waarop al iets door een ander werd getekend. Zo kunnen leerlingen elkaars ideeën zien, aanvullen en er inspiratie uit halen.
Op die manier groeit stap voor stap een verzameling van creatieve oplossingen, allemaal vanuit verschillende invalshoeken.
DRAAI HET OM - OMGEKEERDE BRAINSTORM
Bekijk het helemaal anders
Begin met een klassieke woordwolk rond het onderwerp of probleem. Daarna bedenken de leerlingen bij elk ‘gewoon’ woord het tegenovergestelde woord, gebruik hiervoor eventueel een andere kleur.
Combineer vervolgens twee van deze tegenstellingen en kijk welke nieuwe, misschien zelfs gekke ideeën daaruit ontstaan.
Door op deze manier te werken, leren leerlingen het bestaande los te laten en buiten de vertrouwde kaders te denken.
Ze ontdekken dat gewoontes doorbroken kunnen worden en dat juist daar vaak de meest verrassende én haalbare oplossingen uit voortkomen.
BRAINTRIGGERS
Inspireren, ideeën
Veel leerlingen proberen te brainstormen in een lege klas, aan een lege tafel, met een leeg blad voor zich. Ze proberen dan krampachtig ideeën uit hun hoofd te persen, alsof je niet mag spieken. Maar het tegenovergestelde is waar: laat je juist inspireren door wat je om je heen ziet, hoort en leest!
Brainstormen wordt veel makkelijker én effectiever als je gebruikmaakt van prikkels of triggers. Dat kunnen relevante bronnen zijn, maar ook compleet willekeurige dingen die je op een nieuw spoor zetten.
Enkele voorbeelden van inspirerende (ook irrelevante) triggers zijn:
(Reclame)magazines – vol prikkelende beelden en ideeën.
Reclamefolders – onverwachte combinaties en stijlen.
YouTube of Vimeo – ontdek visuele verhalen en creatieve concepten.
Kinderboeken, encyclopedieën, kunst- of woordenboeken – blader willekeurig en laat een woord, zin of beeld je inspireren.
Muziek en songteksten – woorden en emoties kunnen nieuwe gedachten oproepen.
Door jezelf bloot te stellen aan uiteenlopende prikkels, geef je je brein de kans om onverwachte verbanden te leggen en originele ideeën te laten ontstaan.
PLAATJES
Inspireren, triggers, ideeën, associëren
Begin met het noteren van enkele eerste ideeën. Neem daarna, één voor één en volledig willekeurig, de plaatjes erbij.
De beelden prikkelen de verbeelding en brengen leerlingen vaak op nieuwe gedachten.
Door de variatie aan plaatjes bekijken ze het probleem telkens vanuit een andere invalshoek en krijgen ze steeds een frisse impuls om nieuwe ideeën te bedenken.
Zo stimuleer je hen om breed te denken en onverwachte verbanden te leggen. Via deze associaties ontstaan vaak verrassende en originele oplossingen.
MINDMAP
Structureren, onthouden, logische verbanden
De mindmap is een bekende en veelgebruikte brainstormtechniek. Je schrijft het probleem of onderwerp in het midden van een vel papier en noteert alle woorden, ideeën en associaties die daarbij opkomen.
Door deze begrippen met lijnen te verbinden, ontstaan logische verbanden en ontdek je nieuwe connecties tussen ideeën. Wanneer je klaar bent, kun je de meest relevante termen koppelen en zo tot nieuwe inzichten komen.
ROLLEN
Andere kijk, emotie
Laat de leerlingen in een bijzondere rol kruipen tijdens het bedenken van ideeën. Door even iemand anders te zijn, kijken ze op een nieuwe manier naar het probleem en ontstaan verrassende invalshoeken.
Voorbeelden van rollen:
Clown: bedenk zoveel mogelijk gekke of grappige ideeën.
Coach: geef complimenten over de ideeën van anderen en werk ze verder uit.
Kunstenaar: teken je ideeën en vul tekstuele ideeën aan met beelden.
Kok: mix verschillende ideeën en maak er samen een nieuw, uniek idee van.
Piraat: ‘steel’ ideeën van anderen en verzin er creatieve varianten op.
Acrobaat: draai ideeën letterlijk of figuurlijk om en ontdek zo nieuwe mogelijkheden.
HERO
Wegdromen, fantasie
Superhelden kunnen alles — dus hoe zouden zíj jouw probleem aanpakken?
Laat de leerlingen nadenken over de vraag:
“Wat zou ... doen om dit probleem op te lossen?”
Ze bedenken hoe hun gekozen figuur het probleem zou oplossen met zijn of haar unieke talenten of krachten. Alles mag, niets is fout! Fantasie en humor zijn hier troef.
Varianten:
Dieren
Tekenfilm- of stripfiguren
Computerspel- of speelgoedfiguren
Historische figuren
TV-presentatoren of vloggers
Sporthelden
Familieleden
Figuren uit sprookjes, verhalen of boeken
Zo ontdekken leerlingen dat er talloze manieren zijn om naar een probleem te kijken — zelfs vanuit een heel andere wereld.
MUG - OLIFANT
Groot maken, essentie duiden
Soms helpt het om een klein probleem enorm uit te vergroten. Door van een mug een olifant te maken, ontdek je de kern van het probleem én kom je op meer gedurfde, originele ideeën.
Start met het beschrijven van het probleem zoals het zich in werkelijkheid voordoet.
Maak het daarna bewust veel groter of dramatischer dan het is. Wat als dit probleem zich overal ter wereld zou voordoen? Of als het tien keer zo erg was?
Bespreek vervolgens welke stappen nodig zouden zijn om zo’n extreme situatie op te lossen.
De leerlingen ontdekken zo de essentie van het probleem en vinden vaak verrassend realistische oplossingen — juist door eerst flink te overdrijven.
TIJDREIZEN
Inleving, fantaseren
Soms ontstaan de beste ideeën wanneer je door de tijd reist, in je verbeelding weliswaar.
Hoe zouden mensen 100 jaar geleden dit probleem hebben aangepakt?
En hoe zouden ze het over 100 jaar oplossen?
Laat de leerlingen zich inleven in een ander tijdperk: hoe dacht men toen, welke middelen had men, wat vond men belangrijk? Of maak de sprong naar de toekomst: welke technologieën of denkwijzen zouden er dan kunnen bestaan?
Door zo te spelen met tijdsperspectieven, ontdek je nieuwe invalshoeken en creatieve oplossingen.
Variant: verplaats je in een andere plaats of cultuur – hoe zou het probleem in een ander land worden aangepakt?
VERKOOP
Promoten, overtuigen
Bedenk nieuwe ideeën voor oplossingen door kwaliteiten aan een voorwerp toe te schrijven en nieuwe verbanden te ontdekken.
Verzamel willekeurige voorwerpen in een doos.
Neem om de beurt een voorwerp en verkoop het enthousiast aan de anderen. Praat over de (al dan niet bestaande) kwaliteiten van het voorwerp die het probleem oplossen.
Een verslaggever noteert.
De anderen leerlingen stellen kritische vragen over het product aan de verkoper. Die probeert iedereen te overtuigen van de kwaliteiten van het voorwerp.
Bespreek samen welke argumenten en inzichten uit de verkooppraatjes bruikbaar zijn voor jullie situatie.
SNEL BOUWEN
Prototyping, eerste probeersels, tinkering
Zorg voor een tafel vol knutsel- en kosteloos materiaal en laat de leerlingen meteen aan de slag gaan. Ze maken met deze materialen verschillende versies van hun ideeën — snel, speels en zonder dat het perfect hoeft te zijn. Het zijn immers eerste proefjes, geen afgewerkte producten.
Laat de leerlingen hun ideeën nadien aan elkaar presenteren en promoten. Zo leren ze niet alleen hun oplossing vorm te geven, maar ook anderen te overtuigen van hun waarde.
Tips:
Moedig aan om meteen te beginnen, denken doe je al doende.
Laat leerlingen materiaal gebruiken dat ze nog niet kennen: “Hoe kunnen we hiermee een oplossing vinden?”
Geef ruimte en tijd om in de flow te komen.
Stel open vragen in plaats van te sturen.
Laat leerlingen experimenteren, testen en verbeteren, zo groeit een idee stap voor stap.
STAPPELPLAN – OVERBRUG HET GAT
Route, planning
Tussen waar je nu bent (punt A) en waar je naartoe wilt (punt Z) ligt altijd een gat. Om dat gat te overbruggen, denk je na over de weg die je moet afleggen.
Schrijf alle stappen op die nodig zijn om van A naar Z te komen, groot of klein, concreet of nog wat vaag.
Door deze stappen op te sommen, ontstaat een duidelijk overzicht van je route naar de oplossing.
Zo zie je beter wat er al is, wat nog ontbreekt en hoe je stapsgewijs dichter bij je doel komt.
ABC-TSUNAMI
Andere insteek, braintriggers
Laat je gedachten stromen als een tsunami van ideeën! Schrijf op een groot blad alle letters van het alfabet onder elkaar, van A tot Z. Vervolgens probeer je bij elke letter minstens één woord, beeld of idee te bedenken dat met het probleem of thema te maken heeft.
Alles mag, hoe gekker of onverwachter, hoe beter! Probeer het alfabet volledig te vullen, ook al lijken sommige woorden op het eerste gezicht niets met het onderwerp te maken te hebben. Juist die onverwachte verbanden kunnen leiden tot vernieuwende inzichten.
Je kunt deze oefening alleen doen, in duo’s of met de hele groep. Het doel is niet om perfecte antwoorden te vinden, maar om zoveel mogelijk nieuwe invalshoeken te verkennen.
Variatie: Gebruik de dominospel-methode: het laatste woord bepaalt het volgende. Bijvoorbeeld: huis – snorkel – leeuw – wandelen – nachtlampje – enzovoort. Zo ontstaat een speelse ketting van associaties die je creatief denken stimuleert.
LIJNENSPEL
Inspiratie, creativiteit, verbeelding
Laat je fantasie de vrije loop met het lijnenspel! Start met een vel papier waarop je willekeurige lijnen, krullen of vormen tekent, zonder erbij na te denken. Je kunt ook iemand anders vragen om de eerste lijnen te zetten. Vervolgens bekijk je de tekening aandachtig: wat zou dit kunnen worden?
Welke vormen herken je erin?
Gebruik je verbeelding om van deze lijnen iets nieuws te maken: een voorwerp, een personage, een uitvinding of zelfs een oplossing voor je probleem. Voeg lijnen toe, kleur ze in of combineer verschillende tekeningen met elkaar.
Het lijnenspel helpt om los te komen van vaste denkpatronen. Je ontdekt dat een klein detail of een toevallige vorm een bron van inspiratie kan zijn. Zo ontstaan vaak verrassende ideeën die je op een andere manier nooit had bedacht.
DOORSCHUIVEN
Inspireren, samenwerken, voortbouwen
Iedereen schrijft op een blanco A4’tje zoveel mogelijk ideeën op.
Na twee minuten vraag je hen het papier door te schuiven naar hun rechterbuur.
Die laat zich inspireren door de al genoteerde ideeën en schrijft verder.
Zo ga je door tot iedereen zijn eigen vel weer terug heeft.
Het resultaat? Tientallen bruikbare ideeën in korte tijd, waar iedereen een stukje aan heeft bijgedragen. Deze werkvorm zorgt niet alleen voor een overvloed aan inspiratie, maar versterkt ook het groepsgevoel doordat iedereen voortbouwt op elkaars creativiteit.
POST-IT
Losse gedachten, clusteren
Iedereen krijgt een stapeltje post-its. Met behulp van een gerichte vraag laat je de deelnemers zoveel mogelijk mogelijke antwoorden of ideeën opschrijven — één idee per post-it.
Geef iedereen twee minuten de tijd om hun gedachten de vrije loop te laten en zoveel mogelijk ideeën te bedenken, zonder te oordelen of te verbeteren.
Na twee minuten deelt elke deelnemer zijn of haar ideeën met de groep. Komen bepaalde ideeën overeen? Cluster ze dan samen.
Plak alle post-its op een groot vel papier of een flip-over. Zo ontstaat in korte tijd een kleurrijk overzicht van heel wat losse gedachten die samen een rijk geheel vormen, ideaal om verder mee aan de slag te gaan.
BLIJF SCHRIJVEN
Zonder nadenken, laat maar komen
Met deze methode doorbreek je creatieve blokkades en laat je je gedachten vrij stromen.
Stel een timer in op 5 of 10 minuten, breng je pen naar het papier of zet je vingers op het toetsenbord, en begin gewoon met schrijven.
Stop niet totdat de tijd om is, ook als het niet meteen logisch lijkt.
Je kunt bijvoorbeeld starten met het beschrijven van je probleem en hier vervolgens op doorgaan. Het maakt niet uit of je af en toe onzin opschrijft; juist het blijven schrijven opent de deur naar nieuwe ideeën en onverwachte inzichten.
STAP 2: SELECTEREN - CONVERGENTIE - IDEE-EVALUATIEFASE
Orden, cluster en evalueer alle ideeën.
Van de lange lijst uit de eerste stap maken we nu een shortlist.
We selecteren de beste ideeën, beoordelen ze kritisch en versterken waar nodig.
CLUSTEREN
Verzamelen, structureren
Bekijk alle verzamelde ideeën en bespreek welke elementen iets gemeenschappelijks hebben.
Dat kan bijvoorbeeld zijn: dezelfde oplossing, hetzelfde thema of onderwerp, eenzelfde locatie, of ideeën die elkaar aanvullen en gecombineerd kunnen worden.
Maak de clusters visueel duidelijk, bijvoorbeeld door met een stift een cirkel om de bij elkaar horende ideeën te zetten.
Geef elk cluster eventueel een korte, passende naam zodat het overzichtelijk is en je snel de verbanden tussen ideeën kunt zien.
STIP IT
Beoordelen, inschalen, stemmen
Zodra alle ideeën geclusterd zijn, krijgt iedere leerling zes kleine rode stickers in de vorm van stippen. Laat hen hun favorieten markeren: drie stippen voor het leukste idee, twee voor het op één na leukste, en één voor het idee dat daarna het meest aanspreekt.
Deze methode helpt om op een eenvoudige en visuele manier de meest populaire of interessante ideeën te selecteren. Het werkt bijzonder goed in combinatie met bijvoorbeeld de post-it methode, waarbij veel losse ideeën eerst overzichtelijk zijn gemaakt.
BOVENSTE BESTE
Rangschikken, afwegen
Selecteer de beste ideeën uit de hele reeks. Deze methode sluit goed aan bij de post-it methode uit stap 1.
Begin met het samenvoegen van ideeën die op elkaar lijken of met elkaar te maken hebben.
Verwijder vervolgens ideeën die onuitvoerbaar zijn of geen antwoord geven op de probleemstelling.
Cluster de resterende ideeën in groepjes of selecteer de topideeën binnen elke cluster.
Tot slot kies je de meest veelbelovende clusters, bijvoorbeeld via een groepsgesprek of door te stemmen.
Zo ontstaat een overzicht van de ideeën die het meeste potentieel hebben om verder uitgewerkt te worden.
STEMMEN
Populariteit, oordelen, kiezen, democratisch
Zorg dat de leerlingen een duidelijk overzicht hebben van de ideeën waaruit ze kunnen kiezen. Geef elke leerling een briefje en spreek af of ze op hun eigen idee mogen stemmen of niet. Laat ze in stilte de drie ideeën of opties kiezen die ze het beste vinden en deze op hun briefje noteren. Vouw het briefje dicht en verzamel alle stemmen. Tel de stemmen om te bepalen welke ideeën het populairst zijn.
Variatie: Je kunt ook iedere leerling drie plakbolletjes geven. De leerlingen brengen hun stem uit door één bolletje op hun favoriete idee te plakken. Spreek af of meerdere bolletjes op hetzelfde idee mogen worden geplakt. Deze methode werkt bijvoorbeeld goed in combinatie met de post-it methode en geeft een visueel overzicht van de meest gewaardeerde ideeën.
HANDJES
Snel scoren, beoordelen zonder argumenten
De bedachte ideeën worden één voor één besproken. De leerlingen bepalen voor zichzelf hoe ze over elk idee denken en wijzen een aantal vingers of punten toe, van 1 tot 5:
1 vinger: Lijkt me geen goed idee, maar ik volg de meerderheid.
2 vingers: Liever iets anders.
3 vingers: Niet mijn eerste keuze, maar een goed idee.
4 vingers: Ik ben voor dit idee.
5 vingers: Topidee, hier wil ik zeker voor gaan!
Net als bij 'steen, papier, schaar' laten de leerlingen twee keer hun vuist zien en tonen de derde keer het aantal vingers dat bij hun keuze hoort.
Tel alle vingers op en noteer de score. Vervolgens komt het volgende idee aan de beurt. De uitslag bepaalt welk idee gekozen en uitgevoerd zal worden.
DE HOEDEN VAN DE BONO
Denkoefening, rollenspel, inleving, verschillende perspectieven, persoonlijkheden
Bij deze techniek gebruiken de deelnemers zes symbolische “hoeden”, elk met een eigen manier van denken, om ideeën en problemen vanuit verschillende invalshoeken te bekijken. De hoeden zijn:
Witte hoed: Feiten en informatie, objectief kijken wat er bekend is.
Rode hoed: Emoties en gevoelens, intuïtie en persoonlijke reacties.
Zwarte hoed: Kritisch denken, risico’s en mogelijke problemen benoemen.
Gele hoed: Positief denken, voordelen en kansen bekijken.
Groene hoed: Creativiteit en nieuwe ideeën genereren, out-of-the-box denken.
Blauwe hoed: Proces en overzicht, structureren en beslissingen sturen.
Door elk idee of probleem met alle hoeden te bekijken, leren leerlingen gestructureerd denken, verschillende perspectieven in te nemen en weloverwogen keuzes te maken.
ENGEL VS DUIVEL
Goed en niet-goed, inleven, rol spelen, beoordelen
In elk team wordt een engel en een duivel aangewezen. De engel prijst het idee de hemel in: optimistisch, enthousiast en overdreven positief. Noteer zoveel mogelijk sterke punten en voordelen van het idee.
De duivel kijkt juist kritisch en pessimistisch naar het idee. Hij of zij benoemt alle mogelijke zwakke punten en waarom het idee misschien niet zal werken. Noteer ook welke aspecten van het idee verbeterd kunnen worden.
Deze oefening helpt leerlingen om een idee zowel positief als kritisch te bekijken, waardoor ze een completer beeld krijgen en gerichter kunnen verbeteren.